90
19 JANUARI 1976
raad zo zuiver mogelijk moeten houden; een uitge
breide discussie over defensieaangelegenheden is
daartoe bepaald niet bevorderlijk. Wij nemen er no
ta van dat louter defensieoverwegingen de meerder
heid van de groepering van de heer Oomen tot een
negatief standpunt ten opzichte van de taptoe-Breda
brengt. Het is heel duidelijk geworden.
Ik heb mij in hoge mate verwonderd over de op
merking van de heer Kaarsemaker dat enkele leden
van zijn groepering het leger als een noodzakelijk
kwaad beschouwen. Als men overtuigd is van de nood
zaak om een leger in stand te houden, kan men er
naar ik meen geen bezwaar tegen hebben als het le
ger zich in zijn onschuldigste vorm, in de vorm van
een taptoe, presenteert.
De opmerkingen over militarisme getuigen mijns
inziens van een bijzonder onzorgvuldig woordgebruik
Met "militarisme" wordt in het algemeen bedoeld dat
in een samenleving het militair apparaat een grote
invloed heeft op het politiek gebeuren of althans
daarnaar streeft. Daar is toch in de Nederlandse
situatie in het geheel geen sprake van. Het leger
is op een volstrekt loyale wijze ondergeschikt aan
de uitvoerende macht. Ik vind het onjuist in deze
discussie het woord "militarisme" te gebruiken. Men
doet dit naar mijn gevoel alleen uit stemmingmake
rij niet tegen deze taptoe maar tegen de defensie
politiek
De VOORZITTER: Dames en heren, leden van de ge
meenteraad. Ik had mij op deze discussie en deze be
antwoording enorm voorbereid, maar nu ik alles over
zie ik meen dat in ernst kan ik niet veel aan
de discussie die u onderling hebt gevoerd toevoegen
Het spreekt vanzelf dat ik zal proberen enkele vra
gen te beantwoorden, maar dit heeft bepaald zijn be
perkingen. Ik geloof ook dat dat wel overeenkomstig
uw bedoelingen is. Mijns inziens hebben de heer
Kaarsemaker en anderen het juist gezien: de heer
Kaarsemaker sprak over de pros en de contras en
over de beslissing van welke aard dan ook die