915
20 MEI 1976
binnenstad praktische maatregelen te nemen. Te
vens zullen wij ons daarbij moeten afvragen wat
dit alles ons waard is.
Op suggestie van de heer Lambregts en vooral
van de heer Van Asseldonk wil ik hierover niet
langer spreken. De reden van de onbewoonbaarver
klaring is duidelijk. Het aanhouden van de beslis
sing acht ik niet juist, aangezien het van een
onduidelijk beleid zou getuigen. Als wij het pand
ad hoe zouden aankopen, zouden wij iets doen dat
niet op een beleidsvisie berust. Ik zeg de raad
toe dat er op redelijk korte termijn aan de hand
van een beleidsnota over de rehabilitatie met fi
nanciële consequenties in breder verband over dit
onderwerp zal worden gesproken.
Een en ander houdt in dat ik namens het col
lege twee mededelingen kan doen. In de eerste
plaats blijft het college bij het voorstel tot on
bewoonbaarverklaring van dit pand. In de tweede
plaats ontraadt het college de aanvaarding van de
motie, omdat deze kwestie in breder verband op
langere termijn zal moeten worden bekeken.
De heer HOUBEN: Wij hebben ook bij de behan
deling van het binnenstadsplan gemerkt dat er met
betrekking tot de binnenstad en in het bijzonder
met betrekking tot de woonfunctie van de binnen
stad duidelijke politieke verschillen van visie
zijn tussen de meerderheidsfracties en de federa
tie van fracties van P.v.d.A. en P.P.R. Niet voor
niets hebben wij in onze nota, die wij speciaal
over de binnenstad hebben uitgebracht, met betrek
king tot de spoorbuurt een volkomen andere filoso
fie ontvouwd. Ik meen dat onze filosofie berust
op goede gegevens, die de gemeente ons zelf heeft
verstrekt en op grond waarvan wij prioriteit aan
de spoorbuurt durven te geven. Zo zijn wij van me
ning dat prioriteit moet worden gegeven aan de op
stelling van een bestemmingsplan, zodat de woon
functie .veel nauwkeuriger zou kunnen worden ge
handhaafd. Ook hebben wij gepleit voor het geven