917 20 MEI 1976
"zoveel mogelijk handhaven en rehabiliteren van
woningen aan de Spoorstraat", serieus is bedoeld.
De heer LAMBREGTS: Mijn opmerkingen toespit
send op de motie van P.v.d.A./P.P.R., ben ik van
mening dat uitstel in dit geval niet juist is. Ik
ben het met de wethouder eens dat het niet goed
is zonder een duidelijke beleidsvisie ad hoe te
kopen, hoewel wij in deze buurt natuurlijk wel de
gelijk weten waar wij naar toe willen. Vooral in
dit speciale geval is het echter niet gewenst ad
hoe tot aankoop over te gaan. Wij hebben in dezen
ook met een financieel probleem te maken, want er
zou zonder meer een precedent worden geschapen.
Op grond van dit alles kan ik de motie niet steu
nen.
De heer Houben heeft gewezen op een wellicht
onduidelijke opmerking die ik in eerste instantie
heb gemaakt. Ik heb bedoeld te zeggen dat een al
ternatief voor de onbewoonbaarverklaring een steeds
verder opschroeven van het aanschrijvingsbeleid
is. Ik baseerde mijn opmerkingen op een zinsnede
uit de correspondentie van de dienst aan b. en w.
Hieruit bleek dat het in dit geval absoluut geen
zin heeft het aanschrijvingsbeleid nog verder door
te voeren, daar anders in deze omgeving nog meer
woningen onder dezelfde noemer kunnen worden ge
bracht.
De heer VAN ASSELDONK: Als de heer Houben in
het midden brengt dat de spoorbuurt er zeer slecht
uitziet, vraagt hij enigszins naar de bekende weg.
Wij weten immers dat dit in zekere zin het gevolg
is van "Profiel van de binnenstad"dat tot aan
tasting van de buurt heeft geleid. In het begin
zijn in deze wijk kantoren geprojecteerd. De
P.v.d.A. en de P.P.R. hebben zich de laatste tijd
toegelegd op het wijkwerk. Men is daar actief be
gonnen, maar men wist al dat de buurt een achter
stand heeft. De raad heeft besloten in deze buurt
de functies wonen en werken te laten samengaan en
er niet alleen kantoren te vestigen. Nu is het