19 JANUARI 1976
91
moet worden genomen. Ik geloof dat het inderdaad
juist is dat men enerzijds vóór de taptoe kan zijn
en deze plezierig kan vinden de heer Kaarsemaker
gebruikte het woord "lustig", misschien zelfs in een
enigszins andere betekenis en dat men er ander
zijds radicaal tegen kan zijn.
Het college is van mening dat men deze kwestie
van de positieve kant moet benaderen. Wij menen dat
de taptoe goed is en niet, zoals is betoogd, op
voorhand moet worden verworpen. Hoewel de heer Kaar
semaker terecht heeft gezegd dat er in de stad nog
wel wat te doen is, meen ik dat de taptoe iets is
dat voor de stad uit allerlei overwegingen van gro
te betekenis kan zijn. Nu meen ik dat men gewoon
die keuze moet doen. Ik kan niet ingaan op de beden
kingen die van de kant van de heer Kaarsemaker zijn
genoemd. Naar mijn verwachting blijven hij en ik
daar verschil van mening over houden. Ik neem aan
dat ik hem vanavond evenmin als enkele maanden ge
leden zal kunnen overtuigen. Op grond daarvan volg
ik hem in zijn opstelling "ervóór of ertegen". Men
kan de taptoe goed vinden of iets minder goed vin
den en uit die weging moet een keuze voortvloeien.
Ik geloof dat dat de enige oplossing is voor een
beslissing over deze problematiek.
Naar aanleiding van de vragen van de heer
Kaarsemaker zou ik in het kort op drie punten wil
len ingaan. In de eerste plaats heeft hij gezegd dat
in het voorstel geen aandacht is geschonken aan de
vraagstukken die op het terrein van de openbare or
de zouden kunnen ontstaan. Ik moet de heer Kaarsema
ker erop wijzen dat ik het heel onverstandig zou
vinden daarvan uit te gaan of althans die mogelijk
heid te overwegen. Natuurlijk bestaat er aandacht
voor deze aspecten, maar mijns inziens vormen zij
nu op voorhand niet iets negatiefs dat op deze wij
ze zou moeten worden getracteerd.
In de tweede plaats kan ik mededelen dat er
natuurlijk is gesproken met de Koninklijke Militai
re Academie. Bij een eerdere gelegenheid heb ik ge-