20 MEI 1976 938 plaatsvindenf temeer daar ik in de commissiever gadering heb begrepen dat hierbij enige haast is geboden Wethouder VAN DUN? Ik hoop dat mijn voorstel goed is overgekomen. De heer Beckers bracht aan het begin van zijn betoog een bepaalde moeilijk heid naar voren en naar aanleiding daarvan wilde ik hem graag helpen. De heer BECKERSIk vind dat wij het maar eens moeten proberen. De VOORZITTER: Het is alleen mogelijk het voorstel wel of niet te behandelen! De heer BECKERS: Wat ons betreft kan er be handeling plaatsvinden. De VOORZITTER; Akkoord, De heer BECKERS: In mijn verhaal, dat mede door de inbreng van Ron Brummelkamp is gevoed, wil ik mij concentreren op twee punten rond de Claudius Prinsenlaanfi namelijk de gevolgde proce dure en de inhoud van het plan. Wat betreft de inhoud van het plan wil ik een onderscheid maken tussen het verbeteren van de verkeersveiligheid bij de garage Otten door middel van stoplichten en het in eikaars verlengde leggen van de Bever^ weg en de De la Reijweg. In de eerste plaats ga ik op de procedure in. Dit voorstel is in strijd met de wet op de ruim telijke ordening, want deze garandeert dat bij de wijziging van een bestemmingsplan, waarom het hierbij in de toekomst zal gaan, de burger de kans moet krijgen om in te spreken en eventuele bezWaren te maken. Pas daarna zal de gemeenteraad kunnen spreken. Hierbij wordt een en ander echter omgedraaid en hoewel het hier slechts om een prin cipebesluit gaat is dit toch een heilloos systeem, dat wij echter inmiddels van dit college gewend zijn. Gelet op de ervaringen zal het voor de raad ontzettend moeilijk zijn wanneer er bezwaren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 938