941 20 MEI 1976 de heer Beckers heeft gezegd menen wij dat in dit voorstel wel degelijk verschillende punten op een rij worden gezet. Het enige dat de heer Beckers misschien zou kunnen aanvallen is het feit dat er enkele dingen worden genoemd die op dit moment door het ontbreken van het totale verkeerscircula tieplan nog niet helemaal duidelijk zijn. Als hij echter meent te moeten spreken van het wegcijferen van of het geven van een geringere prioriteit aan het rijwiel- en bromfietsverkeer moet hij het stuk nog eens goed lezen, want er wordt in dit voorstel wel degelijk over dat belangrijke aspect gesproken Waar praten wij over en wat is eigenlijk de keuze die u ons voorlegt? Wij moeten vanavond een oordeel geven over twee alternatieven. U hebt in dit boekwerk een plan geschetst dat ik het 500.000,plan" zou willen noemen. Dit plan houdt het bevorderen van de verkeersveiligheid in door het aanbrengen van verkeerslichtinstallaties. Vervolgens is er het 860.000,plan dat met na me het in eikaars verlengde leggen van de De la Reijweg en de Beverweg betreft; dit laatste plan gaat veel verder. U voert voor deze twee alterna tieven twee motieven aan. In de eerste plaats gaat het namelijk om de verkeersveiligheid en in de tweede plaats de heer Beckers heeft het al ge zegd om het beter functioneren van het tangen tensysteem, met name wat de oostelijke zijde be treft. Ten aanzien van het aspect van de verkeers veiligheid zou ons inziens eigenlijk kunnen worden volstaan met het 500.000,plan. Wij menen dat, als er op de De la Reijweg, de Beverweg en de Claudius Prinsenlaan verkeerslichteninstallaties worden aangebracht, in feite de kwestie van de veiligheid sec tot een oplossing wordt gebracht, U gaat echter verder en ons inziens is dat terecht In het plan dat u ons hebt voorgelegd zegt u ook dat wij er met een bepaald aantal dingen eigenlijk nog niet zijn. U spreekt dan verder in het plan over het totale verkeersbeeld. Het is ons bekend dat het 860,000,'plan, het plan voor het in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 941