949
20 MEI 1976
tingwijzer alleen kan wijzen in de richting van
mist, gezien de onbekendheid en onzekerheid met
betrekking tot het verkeerscirculatieplan. De wet
houder heeft gezegd dat het verkeer ergens zal
moeten blijven en dat wij daarom maar op de koop
toe moeten nemen dat het op de De la Reijweg wat
drukker wordt. Ik vind dit een kenmerk van wat ik
toch wel een ad hoc-beleid zou willen noemen.
Wethouder VAN DUN: Ik moet er de heer Beckers
van beschuldigen dat hij een klein beetje onzorg
vuldig mijn woorden citeert; wij doen dat wel eens
meer ten opzichte van elkaar.
De heer BECKERS: U hebt gezegd dat u moet
toegeven dat de De la Reijweg in de toekomst in
derdaad wat drukker zal kunnen worden, maar dat
het verkeer ergens zal moeten blijven. Kennelijk
hebt u gekozen voor het ontlasten van de binnen
stad en het leiden van het doorgaand verkeer in
bepaalde banen, maar die keuze is niet door de
raad gemaakt. Die keuze moet namelijk worden ge
maakt in het kader van een verkeerscirculatieplan,
waarin alle consequenties ook in breder verband
zichtbaar zijn gemaakt. Het gaat nu om één heel
klein partje, maar als wij ons eenmaal op die weg
hebben begeven en de reconstructies hebben uitge
voerd, is het ontzettend moeilijk daar nog op te
rug te komen. Een en ander kan een sneeuwbaleffect
hebben, bijvoorbeeld ten aanzien van de Gen. Mac-
zekstraat en de Korte Ploegstraat. Ik ben het met
de wethouder volledig eens dat de verkeersveilig
heid op die plaats moet worden bevorderd, maar ik
meen dat wij in Breda te gemakkelijk grijpen naar
het middel van stoplichten en om die reden heb ik
ook van een "autobenadering" gesproken. Ik kan
mij voorstellen dat, wanneer primair de nadruk
wordt gelegd op de veiligheid van fietsers, brom
fietsers en overstekende schoolkinderen, met an
dere goedkope oplossingen veel zou kunnen worden
bereikt; Door het feit dat er stoplichten op de
Heerbaan zijn gekomen is er op de hele Claudius