992 24 JUNI 1976 brief die de raadsleden gisteravond van het ge meentebestuur van Nieuw-Ginneken hebben ontvangen. Doordat het aangevoerde huisvuil steeds in hoe veelheid toenam, werd het probleem in verband met het storten in open water onder meer grondwa ter steeds groter. De Grontmij kwam gezien de verplichtingen in moeilijkheden en men is boven maaiveldhoogte gaan storten. Naar aanleiding van de brief van de gemeente Nieuw-Ginneken kom ik tot de volgende constate ringen. Op 23 december 1975 is een advies gevraagd aan gedeputeerde staten over een aanvraag om een ontgrondingsvergunning van de GrontmijEr zijn toen door het gemeentebestuur van Nieuw-Ginneken bezwaren gemaakt tegen de aanvankelijke situatie. Op 16 januari 1976 is door de Grontmij een hin derwetvergunning aangevraagd ten behoeve van uit breiding van de vuilstortplaats. Er is toen een gesprek met de Grontmij gevoerd. Tijdens deze bij eenkomst is overeengekomen dat de gemeenschappe lijke planologische en stedebouwkundige visie op voornoemd gebied moet worden ontwikkeld. Hieruit is geresulteerd dat een gespreksgroep op brede basis zal moeten worden geformeerd. Ons was van deze werkgroep niets bekend. Op 29 april 1976 is een gesprek over het con tract gevoerd. Voor het gemeentebestuur van Nieuw- Ginneken is toen een regeling van jaar tot jaar bepleit, alsmede een benadering van de problema tiek op bredere basis met deelneming van de pro vincie en de gemeenten Breda en Nieuw-Ginneken. Op 1 juni is een gesprek met de gedeputeerde Brug man gevoerd. Daaruit is gebleken dat de provincie nog geen vastomlijnde visie op het storten van vuil heeft en dat zij voorlopig heeft geconclu deerd dat de vuilnisstortplaats-Bavel passend is en dat verlenging van het contract positief moet worden gewaardeerd. Onze fracties zijn voor het scheppen van overlegsituaties waarbij de opvat tingen van alle partijen kenbaar worden gemaakt. In de bedoelde brief van 9 juni j.l. lezen wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 992