19 SEPTEMBER 1977
1022
college evenwel volgen in zijn prioriteitstelling
ten aanzien van de Spoorbuurt-Westniet ondersto
ken met de methodisch verkregen gegevens en de ana
lyse daarvan in het vierde en het vijfde hoofd
stuk van het sociaal plan. Onze fractie heeft
en misschien was dat meer emotioneel dat rationeel
uit de signalen uit de wijken, die we vóór de
behandeling van de 86 principebesluiten ten aan
zien van de binnenstad hebben bezocht, begrepen
dat in de Spoorbuurt een hoge, zo niet de hoogste,
prioriteit moest liggen. Aan die prioriteit heeft
mijn fractie bij de vorige begrotingsbehandeling
uitdrukking gegeven door 90.000,vrij te maken
voor voorzieningen in de stadswijken, waarbij we
voor de Spoorbuurt de grootste aandacht vroegen.
Het college schetst in de werkfase de in
spraak- en participatiemogelijkheid van de direct
betrokkenen. Deze laten zich niet op voorhand een
bepaald stramien opdringen. Wij zijn het met bur
gemeester en wethouders eens dat voor een organi
satie moet worden gekozen die past bij de omvang
en de schaal van het betrokken project. Wil het
college ernaar streven met een minimum aan insti
tutionalisering een maximum aan betrokkenheid te
bereiken? Ik kan mij voorstellen dat het college
de instelling van commissies ex artikel 61 van de
gemeentewet niet voorstaat, gezien de schaal van
onze projecten. Toch lijkt het ons niet juist
het gaat hier immers om een procesmatige aanpak
van participatie op voorhand uitsluitingen te
maken. Dit zou een conclusie van de betrokkenen
zelf kunnen zijn. Wij betreuren het dan ook dat in
het collegevoorstel expliciet is opgenomen dat
burgemeester en wethouders de vorming van commis
sies ex artikel 61 niet voorstaan.
Als het komt tot concrete aanpak van vastge
stelde plangebieden, wil het college komen tot de
vorming van een projectgroep, die het bij voorkeur
uit niet meer dan tien leden wil laten bestaan.
Omdat men van mening is dat een stadsvernieuwings
proces alleen kans van slagen heeft als alle