1033
19 SEPTEMBER 1977
Voldoende ondersteund zijnde maakt de motie
van de heer Houben mede onderwerp van beraadsla
ging uit.
De heer HOUBEN: Ik merk hierbij op dat men
volgens het sociaal plan, als men op onhoudbare
situaties, vooral van individuele aard, stuit,
daar beslist iets aan zal willen doen. De achter
grond van mijn motie is echter dat onduidelijk is
welke situaties men wèl en welke situaties men
niet wil aanpakken. Bovendien is onduidelijk welke
middelen men zou willen hanteren om aan die situa
ties het hoofd te bieden. We hebben in de motie
enige suggesties gedaan om aan te geven aan welke
mogelijkheden men zou kunnen denken. Wij denken
bijvoorbeeld aan het nemen van een voorbereidings-
besluit ex artikel 21, alsmede aan het tussentijds
aankopen van panden, voor het college geen nieuw
idee, aangezien we te dien aanzien al eens een
initiatief-voorstel hebben ingediend. Ook denken
wij aan het doorschuiven van de aangekochte panden
naar de woningbouwverenigingen of naar een op te
richten stadsvernieuwingscorporatie en aan ver
sterkte informatie en voorlichting in de richting
van de huurders om hun duidelijk te maken wat hun
rechten zijn. Uit de contacten hebben wij afgeleid
dat veel huurders, met name kamerbewoners en waar^
schijnlijk ook buitenlandse werknemers niet weten
waar zij recht op hebben en welke rechtsmiddelen
er zijn waarmee zij aan hun rechtsgevoel tegemoet
kunnen komen. Daardoor is waarschijnlijk onvoldoen
de bij de gemeente bekend wat de problemen zijn.
Wij hebben daar al eens op gewezen toen de toepast
sing van artikel 56 van de woningwet in het geding
was. Bij die gelegenheid is uitdrukkelijk gezegd
dat men geen aparte ambtelijke staf in het leven
zou willen roepen om mogelijke verbouwingen van
panden tot kantoren op het spoor te komen, maar
dat het er juist om gaat dat omwonenden de gemeen^
te op onttrekking aan de woonbestemming attenderen
Dit is naar ik meen een duidelijk voorbeeld, maar