1039
19 SEPTEMBER 1977
zeggen dat de woorden van de heer Taks voor mij
voldoende zijn. Ik moet wel zeggen dat ik mij
daarin kan vinden. Ik geef toe dat de conclusies
van het preadvies wat hard zijn geformuleerd. Wij
willen op weg naar een bepaalde communicatie met
en participatie van de burgerijen in het pread
vies is gesteld: exclusief artikel 61 van de Ge
meentewet. Ieder die zegt dat deze signalering te
vroeg is en dat dit hier misschien niet op zijn
plaats is, heeft gelijk, want in feite gaan wij
samen met de bewoners niet alleen inhoudelijk een
proces aan maar gaan wij ook binnen het kader van
nota en preadvies spelregels formuleren volgens
welke dit spel zich voltrekt. Als zodanig is het
doorstrepen van artikel 61 op dit moment wellicht
te vroeg. Met name de meerderheid van de raad
wordt echter geacht de opvattingen van dit college
over de toepassing van artikel 61 van de Gemeente
wet te kennen. Ik refereer hierbij ook aan de be
doeling zoals die in de memorie van toelichting
bij het wetsontwerp naar voren komt. Wij praten
dan niet over de mogelijkheid van artikel 61-com-
missies per wijk, per straat of per buurt, maar
wij hebben het over bijzonder aanzienlijke clus
ters van te renoveren stadsgebieden in grote ste
den in Nederland. Het gaat dan om duizenden wonin-r
gen in plaats van circa twintig woningen. De heer
Taks heeft gezegd dat een artikel 61-commissie
dient te worden ingesteld in het kader van een
permanente decentralisatie van een stuk bestuur.
Hierbij gaat het om de regeling van een klus en in
dat verband strookt de instelling van zo'n commis
sie niet met de opvattingen van dit college. Mijns
inziens strookt het ook niet met de bedoeling van
artikel 61 om Breda in dit kader te beleggen met
een veelheid van artikel 61-commissies,welke veel
heid eigenlijk tot een stuk staatsrechtelijke non
sens zou leiden.
Ik kom thans op de vraag of wij dit niet te
vroeg stellen en of wij hiermee niet hadden moeten
wachten. Je kunt evenwel ook stellen dat men, nu