1049 19 SEPTEMBER 1977 biedt de Woningwet mogelijkheden om in te grijpen in woontoestanden welke niet meer aan de eisen van vandaag voldoen. Wij vinden het dan ook niet juist om reeds nu, bij het beoordelen van het so ciaal plan, een aantal modellen aan te geven in het kader waarvan een extra juridisch instrumenta rium kan worden toegevoegd waardoor er een over lapping zou plaatsvinden. Op grond van deze argu menten hebben wij er geen behoefte aan aan de mo tie van de P.v.d.A. en de P.P.R. medewerking te verlenen. De heer HOUBEN: Ik zal het eveneens kort hou den. De wethouder heeft opgemerkt dat wij moeten proberen gezamenlijk als raad vitamine toe te die nen aan de binnenstad en met name aan de Spoor- buurt. Dit is ook altijd ons uitgangspunt geweest, want wij zijn zelf in deze raadsperiode al vrij vroeg gestart met het verkennen van de binnenstad teneinde tot een diagnose te komen. Het was die diagnose die de achtergrond vormde van onze vele amendementen welke wij op 8 en 9 maart indienden en die eigenlijk al een stukje sociaal plan in zich hadden. Op het ogenblik vindt er echter een wat andere aanpak in Breda plaats en wij moeten maar roeien met de riemen die wij hebben. In die situatie willen wij in ieder geval meegaan met de voorstellen van het college, omdat wij vinden dat wat hier gebeurt van voldoende belang is om achter te gaan staan, alhoewel er strijdigheden met de aanpak volgens het structuurplan zijn. De wethouder heeft vervolgens gesteld dat wij een krik onder het structuurplan willen zetten. Wij menen dat je altijd een krik onder iets zet op het moment dat je besluit op een adequate ma nier mensen inspraak te geven over hun situatie. Als je werkelijk wilt dat het proces dat je voor stelt zal slagen, zul je daarvoor de ruimte moeten geven; er mag dan niet bij voorbaat worden gezegd dat er niet verder mag worden gegaan dan een be paald punt. Uiteraard moet inspraak worden ingegaan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1049