21 MAART 1977
105
gebruik is niet in overeenstemming met de strek
king van de wet. Het bouwrijp maken van gronden
houdt een bebouwingshandeling in; anders gezegd:
het is een handeling die duidelijk op een voorbe
reiding van het plan- en bouwproces neerkomt. Naar
onze mening hebben we hier niet te maken met twee
gescheiden handelingen die kunnen worden losgekop
peld, maar met twee elementen die onverbrekelijk
met elkaar verbonden zijn. In de commissie openba
re werken heeft de wethouder medegedeeld dat deze
twee handelingen nietsmet elkaar te maken zouden
hebben. Indien er voor het verdere planproces nog
geen toestemming van gedeputeerde staten is ver
kregen, is het onzes inziens onjuist, ja zelfs on
behoorlijk, al met de eerste fase van het planpro
ces te beginnen.
Dit waren enkele bestuurlijke aspecten die
ons met grote zorg vervullen en waarvan wij vinden
dat wij in deze raad geen kans krijgen erop in te
gaan. Ik kom nu op de juridische kant van de zaak.
Het vigerend bestemmingsplan voor de Haagse Beem
den eist aanlegvergunningen. Als er werken zonder
aanlegvergunning worden uitgevoerd, wordt in strijd
met de wet gehandeld. Of heeft het college van
burgemeester en wethouders op basis van het vige
rend bestemmingsplan aan zichzelf een aanlegvergun
ning verleend? Als dat het geval is, moet er een
toetsing.
Wethouder VAN DUN: Voor de juiste beantwoor
ding zou ik willen vragen of mevrouw Paulussen nu
aan haar interpellatie vragen toevoegt.
Mevrouw PAULUSSEN: In de interpellatie^aan-
vraag heb ik namens onze fracties geschreven dat
wij in ieder geval de daarin genoemde vragen zou
den stellen. Tot dusverre is mijn betoog de aan
loop tot de toelichting bij de in de brief genoem
de vragen, die ik straks nog wel even zal vermel
den.
De VOORZITTER: Wij moeten natuurlijk de nodige