108
21 MAART 1977
raad volkomen wordt uitgehold. Dit is niet in
overeenstemming met onze opvatting van besturen.
Wij willen dat serieus en kritisch doen, als ge-
kozen vertegenwoordigers van een groot deel van
de burgers van onze stad, voor wier belangen en
rechtszekerheid wij willen opkomen.
De VOORZITTER: Mevrouw Paulussen heeft ruim
om niet te zeggen: te ruim gebruik gemaakt
van de mogelijkheid tot het geven van een toelich
ting en zij heeft dat gelardeerd met enkele vra
gen. Ik zou nu graag zien dat, zoals dat hoort,
van de zijde van het college op de gestelde vragen
werd geantwoord. Als de heer Van Dun daartoe be
reid zou zijn, zou hij naar ik meen een ieder een
genoegen doen.
Wethouder VAN DUN: Of ik door aan uw uitno
diging te voldoen iedereen een genoegen doe, is
natuurlijk de vraag!
Op 9 december j.l. heeft de meerderheid van
de raad een aantal voor Breda belangrijke beslui
ten genomen, waarbij het naar ik meen de bedoeling
was dat er in de Haagse Beemden met spoed iets van
de grond zou komen, hetgeen men wenselijk achtte
op basis van bij die gelegenheid genoemde argumen
ten. Tegen die achtergrond zal men het niet merk
waardig vinden dat ik verbaasd ben over het betoog
van mevrouw Paulussen en over de vragen die de
fracties van P.v.d.A. en P.P.R. ons hebben doen
toekomen. Vooral de vierde vraag of wij bereid
zijn de werkzaamheden met onmiddellijke ingang te
doen stoppen is van een merkwaardige orde. Ik
kom daar straks nog op terug.
Mevrouw Paulussen heeft gezegd dat de geloof
waardigheid van de raad in het geding zou zijn. Ik
meen dat niets minder waar is. Het is de taak van
het college raadsbesluiten uit te voeren en zolang
het college die raadsbesluiten uitvoert overeen
komstig de bedoeling waarmee zij zijn genomen,
moet niet worden gezegd dat het college er verant
woordelijk voor zou zijn dat de geloofwaardigheid