1121 28 SEPTEMBER 1977 dat er voor alles tijd is. We sjouwen ons te bar sten en dat doet u ook; we geven elkaar zo nu en dan wat werk en als zodanig lopen we met z'n allen wat op onze tenen. Als er echter voor alles tijd was, zou ik de nota waar de heer Van Asseldonk om vroeg niet "afhouden". De heer Van Banning heb ik geantwoord dat we de bestaande rijksregeling in het kader van de voorlichting over de nota zullen trachten te popu lariseren De heer VAN BANNING: Om de heer Kaarsemaker recht te doen wedervaren wijs ik erop dat de heer Kaarsemaker als eerste over dit onderwerp een suggestie heeft gedaan. Wethouder VAN DUN: Ja, maar u hebt er toch ook over gepraat? De heer VAN BANNING: Jawel, maar ere wie ere toekomt De heer KAARSEMAKER: Deze tactiek wordt van avond vaker door de heer Van Dun toegepast. Ik kom daar straks nog wel even op terug. Wethouder VAN DUN: Dat heeft nu helemaal geen ene moer met tactiek te maken. We zitten hier bij elkaar om het probleem te bepraten van mensen die in de ellende zitten en als zodanig zullen we el kaar moeten vinden. Mijn opmerking aan het adres van de heer Kaarsemaker was dat hij niet moet uit gaan van a priori's die hij niet kan bewijzen. Dat is mijn enige bezwaar tegen zijn benadering. De manier waarop hij het woord heeft gevoerd komt hard, vervelend, onwaar, onhoffelijk en onjuist over. De heer KAARSEMAKER: Nu u deze discussie dan kennelijk toch wilt aangaan: de heer Van Banning signaleert dat u een suggestie aan hem toeschrijft die hij van mij heeft overgenomen. Ik constateer dat iets dergelijks met meer suggesties die ik vanavond heb gedaan is gebeurd. Er zijn suggesties

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1121