28 SEPTEMBER 1977
1122
ook door andere raadsleden genoemd en....
De heer VAN BANNING: Ik heb die suggestie
niet overgenomen maar ondersteund.'
De heer KAARSEMAKER: Ondersteund, uitstekend.
Over woorden kunnen we natuurlijk twisten, maar in
ieder geval is het met verscheidene opmerkingen
van mij gebeurd en ik vind dat de wethouder in de
zen niet correct handelt.
De VOORZITTER; Ik verzoek de heer Van Dun
zijn beantwoording voort te zetten.
Wethouder VAN DUN: De heer Van Banning heeft,
voor zover er dan sprake is van oorspronkelijk
werk, nog over de beerputten gesproken, maar ik
ben daar al op ingegaan.
Terecht heeft hij voorts gesignaleerd dat we
ten aanzien van renteloze leningen voorzichtig
moeten zijn. Overigens moet ik erop wijzen dat het
rijk een uitspraak heeft gedaan ik geloof dat
we die opmerking in de juiste context moeten plaat
sen inhoudende dat er, ook als de bewoners al
leen maar onderhoud willen, iets op het gebied van
rijksfinanciering kan gebeuren. De letterlijke
woorden van de heren die daarover met ons hebben
geconverseerd, waren dat het niet uitgesloten is
dat er een beroep op rijksfinanciering kan worden
gedaan. Ook de rijksoverheid is participant in het
geheel en met alle respect dat ik voor die overheid
heb, stel ik vast dat men ook bij de rijksoverheid
uiteraard met de hand bovenop de eigen portemonnee
zit. Het is echt niet zo dat die portemonnee als
Breda komt plotseling open gaat.
Hoewel zoiets moeilijk te verbaliseren is,
hebben we inderdaad, zoals de heer Van Banning
heeft gezegd, een open oog voor de problemen van
de huurders. Deze belangrijke problematiek heeft
voor het gehele college prioriteit.
Ik kom hiermee aan het eind van mijn beant
woording in eerste instantie. Het komt erop neer
dat ik mij er sterk voor wil maken dat we met alle