1125
28 SEPTEMBER 1977
De VOORZITTER: Ik zou het goed vinden als u
dat zoudt doen. Even afgezien van de gemeentewet
en de sfeer, geloof ik dat dat goed zou zijn. Wij
veroorloven ons nogal eens wat tegenover elkaar,
van alle kanten. Ik geloof dat we niet moeten ont
kennen dat de heer Kaarsemaker en anderen geen
blad voor de mond nemen, ook in allerlei andere
zaken niet. Het zou echter naar ik meen toch wijs
zijn als de heer Van Dun de vragen zou willen be
antwoorden en ik zou hem daartoe dan ook graag
willen uitnodigen.
Wethouder VAN DUN: Nou is het rotte dat de
vragen naar aanleiding van opmerkingen van andere
sprekers bijna allemaal al zijn beantwoord! Ik
kan dan ook redelijk kort zijn.
De heer KAARSEMAKER: De aap komt toch uit de
mouw!
De VOORZITTER: Nee, dat is niet waar. Laten
we het nu reëel bekijken; de vragen worden beant
woord
Wethouder VAN DUN: De heer Kaarsemaker is
zijn betoog begonnen met te zeggen dat het hier
om een zeer belangrijk onderwerp gaat. Ik vind
dat een heel verstandige opmerking. Dat er grote
problemen met de huurders zijn, weten we. Hij
heeft voorts gezegd dat er geen of onvoldoende on
derhoud zou zijn verricht. Tegen deze opmerking
verzet ik mij ten stelligste en ik zeg nogmaals
dat ik een dergelijke uitspraak politiek onfat
soenlijk vind. Deze ongefundeerde stelling is in
strijd met de waarheid en kan dus niet worden bel
wezen. Zulke stellingen komen wat "hitserig" over
bij de mensen die waarschijnlijk hier aanwezig
zijn en weten dat er over hun probleem wordt ge
praat.
Aan de stelling dat er geen of onvoldoende
onderhoud zou zijn verricht heeft de heer Kaarse
maker de "vette" opmerking toegevoegd dat we de
schuldvraag niet moeten stellen. Dat is natuurlijk