1133 28 SEPTEMBER 1977 zeggen dat hij op onbewezen stellingen niet seri eus hoeft in te gaan. In eerste instantie heb ik de schuldvraag uitdrukkelijk niet bij het college, het C.D.A. of de V.V.D. gelegd. Ik heb die beschuldigende vinger niet uitgestoken, ik heb gezegd dat de verantwoor delijkheid bij de raad ligt en dat wij het als raad hebben laten liggen. Ook heb ik in alle eer lijkheid gezegd dat ook onze federatie heeft ge faald, een uitlating waarop tot mijn spijt door bepaalde sprekers op een minder sympathieke manier is gereageerd. Ik vind dat een dergelijke uitla ting positief moet worden opgevat. Men moet niet zeggen dat wij het college beschuldigen en dat dat nergens op lijkt omdat we het zelf niet beter doen Ik heb duidelijk gezegd dat de schuldvraag bij de gehele raad ligt: daar moeten we ons van bewust zijn en daar moeten we als gehele raad iets aan doen De heer TEN WOLDE: Langzamerhand krijg ik de indruk dat de heer Kaarsemaker als wethouder wil functioneren De heer KAARSEMAKER: Wie weet nog eens! De VOORZITTER: Wilt u het hierbij laten? De heer KAARSEMAKER: Nee, ik zou als u het goed vindt nog één opmerking willen maken. De wet houder heeft nog iets gezegd over mijn constate ring in eerste termijn dat de nota lang onderweg is geweest. De vertraging is kennelijk veroorzaakt door het overleg met de rijksconsulent. Welnu, in de periode van overleg met de rijksconsulent had ook overleg met de bewoners kunnen worden gepleegd Ik blijf de gang van zaken in strijd met de geest van de inspraaknota achten. Bovendien staat in de gewijzigde woningwet van mei 1977 dat huurders over onderwerpen zoals in de nota aan de orde ko men, moeten worden gehoord. Dit bezwaar heeft de wethouder bij mijn weten niet weerlegd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1133