1135 28 SEPTEMBER 1977 moeten worden verstrekt. Op die manier weten de bewoners dat de opdracht is gegeven en door wie de werkzaamheden zullen worden verricht. Ik heb hier op van de wethouder geen reactie gehoord en ik zou er graag nog iets over willen horen. Met betrekking tot de onderhoudsdienst heeft de wethouder mij in de mond gelegd dat de woning bouwverenigingen het beter zouden doen. Ik heb dat echter vanavond per se niet gezegd; waarschijnlijk wel eens een andere keer en dat is dan kennelijk erg hard aangekomen. Ik bedoel er nu alleen op te wijzen dat er plaatsen zijn waar een dergelijke onderhoudsdienst tot volle tevredenheid werkt. Combinaties van gemeentelijke woningbedrijven en woningbouwverenigingen op het vlak van het onder houd komen voor. Het lijkt mij zinnig te onderzoe ken of een dergelijke combinatie ook in de Bredase situatie tot de mogelijkheden behoort. Ook heeft de wethouder mij in de mond gelegd dat ik de gedoogplicht volkomen zou afwijzen, maar ik heb dat evenmin gezegd. De gedoogplicht is iets wat je voor uitzonderingsgevallen achter de hand zou moeten houden, maar er moet worden gestreefd naar een situatie waarin het toepassen van de ge doogplicht volkomen overbodig wordt. De heer VAN DUIJL: Allereerst iets aan het adres van de wethouder. Op mijn vraag betreffende het klachtensysteem heeft hij toegezegd dat een en ander na een half jaar zal worden bediscussieerd of in ieder geval geëvalueerd, opdat we in dezen een goed inzicht krijgen. Ik ben blij met deze toezegging. Toen ik over de psychologische capaciteiten van de opzichters sprak, heb ik mede bedoeld dat met mensen omgaan moeilijk is. Ik zal de laatste zijn om te beweren dat onze opzichters dat niet zouden kunnen, maar het kan toch wel eens voorko men dat dat problemen oplevert en daarop had mijn vraag betrekking. Dat is geen verwijt, want daar voor bestaat geen enkele aanleiding. We ervaren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1135