21 MAART 1977 113 besteden van het krediet voor het bouwrijp maken, alsmede door de mogelijkheid om daarop te antici peren waarover het college beschikt. De juridische basis is gelegen in het door de meerderheid van de raad goedgekeurde structuurplan en in de verklaring van de raad, inhoudende dat in de bestuurlijke context haast geboden is. Zeer epineus is de derde vraag: "Welke finan ciële en juridische gevolgen kunnen worden voor zien indien de vereiste goedkeuringen in dezen achterwege blijven?" Conform artikel 263 van de gemeentewet is elk lid van het college dat aan de besluitvorming heeft deelgenomen hoofdelijk aan sprakelijk. Dit komt neer op een bedrag van 300.000,'de man en we hebben ons daar niet te gen ingedekt. De laatste vraag luidt: "Bent u bereid onmid dellijk met de werkzaamheden van het bouwrijp ma ken te stoppen?" Het zal duidelijk zijn dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De VOORZITTER: Er is nu gelegenheid voor de raad om over deze kwestie van gedachten te wisse len. De heer GEENE: De fracties van P.v.d.A. en P.P.R. hebben toestemming gevraagd om het college ter verantwoording te mogen roepen inzake zijn handelwijze ten aanzien van de Haagse Beemden. In de toelichting heeft men gesteld dat door toepas sing van artikel 19 van de wet op de ruimtelijke ordening de rechtszekerheid van de burger geweld zou worden aangedaan. De wethouder heeft daar uit voerig op geantwoord; het standpunt dat mijn frac tie te dien aanzien inneemt, kan men in de notulen van de raadsvergadering van 9 december vinden. Het heeft naar mijn mening weinig zin daar dieper op in te gaan, want bij die gelegenheid hebben we er uitvoerig over gedebatteerd en in het verslag is de mening van mijn fractie duidelijk weergegeven. Interessant is dat blijkens die zelfde notulen bladzijde 2203 -- de heer Crul heeft gezegd: "Een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 113