114 21 MAART 1977 keuze tussen "ja" of "nee" tegen de Haagse Beemden is, nu er aangelegenheden van zo ver strekkende betekenis in het geding zijn, in feite ondenkbaar." De heer Crul gaf hier zelf toe dat er van een keu ze geen sprake meer was en dat er in feite in de Haagse Beemden moest worden gebouwd. De raad was het daarmee eens en besloot met grote meerderheid akkoord te gaan met de door burgemeester en wet houders voorgestelde procedure voor het eerste woongebied. Daarna is er een voor ons onbegrijpelijke en ongebruikelijke vertraging opgetreden bij de af gifte van een verklaring van geen bezwaar door ge deputeerde staten, terwijl in de vergadering van 9 december duidelijk was gezegd dat het afgeven van die verklaring niet veel tijd zou vergen. Wij betreuren die vertraging in hoge matete meer omdat wij ons niet aan de indruk kunnen onttrek ken dat hier sprake is van een vertragingsactie. Ik citeer opnieuw de heer Crul, dit maal volgens bladzijde 2262 van de notulen: "Wij zullen de uit voering van de besluiten en de direct daarvan af geleide activiteiten volgens democratische maat staven verder kritisch beoordelen." Ik zou de heer Crul willen vragen wat voor hem dan wel die demo cratische maatstaven zijn. De onvoorziene vertra ging hebben het college en de meerderheid van de raad in verlegenheid en in tijdnood gebracht. De ze meerderheid heeft immers steeds bij burgemees ter en wethouders aangedrongen op een snelle start Van de bouw in de Haagse Beemden. Ons probleem met deze interpellatie is dan ook dat men alleen het college en niet tevens de meerderheid van de raad ter verantwoording roept. Het is jammer dat er geen juridische constructie bestaat die het ter verantwoording roepen van de meerderheid van de raad mogelijk maakt. Dit zou ons immers in de ge legenheid stellen een motie van wantrouwen in te dienen tegen de federatie van fracties van de P.v.d.A. en de P.P.R.. Thans moeten wij ons he laas beperken tot het uitspreken van onze afkeuring

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 114