28 SEPTEMBER 1977
1152
Van Duijl heeft het niet nodig dat ik hem help,
maar ik geloof dat het verhaal van De Vlieren in
de goede context moet worden geplaatst. Ik wil er,
omdat men mij ter zake heeft aangesproken, mijn
verhaal aan toevoegen. Er is in De Vlieren een
vergadering belegd door de Partij van de Arbeid en
de P.P.R. Aan mij is gevraagd of er ambtelijk bij
stand ter beschikking kon worden gesteld. Ik heb
gezegd dat ik er moeite mee heb de ambtenaren te
vragen bijstand te verlenen voor partij-politieke
doeleinden, hoe goed die misschien ook op zichzelf
kunnen zijn. Het is iets anders, zo heb ik gezegd,
als de leden van de commissie openbare werken en
route gaan. Zo is het begonnen en vervolgens heeft
men andere fracties uitgenodigd. Ik geloof dat de
eerlijkheid gebiedt deze opmerkingen te maken.
Ik ben blij dat de heer Van Asseldonk en ik
elkaar kunnen vinden op de facetmatige opbouw op
weg naar een stuk beleid. Ik vind dat deze proble
matiek juist daarom voortdurend in de commissie
openbare werken moet worden besproken. In gesprek
ken met de commissie openbare werken, die enigs
zins de begeleidingscommissie van deze gang van
zaken is, moeten we signaleren waar de knelpunten
liggen en wat er om een aanpak via een nota vraagt.
Een dergelijke wisselwerking in de commissie heb
ik op het oog. De materie moet te allen tijde be
spreekbaar zijn, want daarvoor zijn we bij elkaar.
Vanuit die gesprekken moeten we komen tot een sig
nalering van brandende problemen die in een nota
aandacht verdienen, opdat we op die manier tot de
opbouw van een beleid kunnen komen.
De heer HOUBEN: Het is nogal wat, wat de wet
houder hier zegt.' Als wij jarenlang vragen of wij
een samenvattend verslag van de besprekingen van
de gemeente met de comité's kunnen krijgen er
lopen toch alles bij elkaar zo'n twintig projec
ten dan kan dat niet. Nu zegt de wethouder
echter ineens dat we een soort begeleidingscommis
sie zijn. Ik moet zeggen dat daar weinig van is