21 MAART 1977
117
De VOORZITTER: Dat is goed, maar zouden we
daar langzamerhand niet eens mee ophouden?
Mevrouw PAULUSSEN: Dit is de eerste termijn,
dus er komt direct een tweede termijn.
De VOORZITTER: Dat klopt, maar
Mevrouw PAULUSSEN: Dan vraag ik u bij dezen
om een korte schorsing voor overleg in de frac
ties.
De VOORZITTER: De vergadering is geschorst.
SCHORSING.
De VOORZITTER: De vergadering is heropend.
Mevrouw PAULUSSEN: Namens onze fractie zal
thans voor een deel door mij het woord worden ge
voerd
Het overleg in onze fracties heeft het vol
gende opgeleverd. Wethouder Van Dun heeft mij er
van verdacht dat ik door de bomen het bos niet
meer zou zien. Toen ik de overtuiging waarmee hij
dat zei hoorde, dacht ik dat het nog wel eens
waar zou kunnen zijn, maar misschien mag ik de
bal terugkaatsen. Artikel 14 van de wet op de
ruimtelijke ordening komt aan de orde op het ogen
blik waarop een bestemmingsplan wordt goedgekeurd.
In dit artikel worden de criteria voor het opne
men van aanlegvergunningen bepaald. Bij de goed
keuringsprocedure beoordelen gedeputeerde staten
wat er ten aanzien van aanlegvergunningen in een
bestemmingsplan is bepaald. De overheid, dus ook
de gemeente, heeft zich echter aan naar eigen be
stemmingsplan te houden. Wanneer krachtens een
bestemmingsplan een aanlegvergunning vereist is,
zal de gemeente de normale procedure moeten volgen
door aan zichzelf daarop had onze vraag be
trekking op grond van het vigerend bestemmings
plan een aanlegvergunning te verlenen. Voor het
geval dat er een aanlegvergunning zou zijn ver
leend, hebben wij gevraagd waaraan burgemeester