1183 13 OKTOBER 1977 Wethouder VAN DUN: U vraagt mij nogal wat! Als ik de heer Paquaij mag beantwoorden en zelfs de gemeentesecretaris begrijpt het niet, kunt u zich voorstellen dat het voor mij als wethouder helemaal onmogelijk is op het amendement in te gaan! Toch dank ik mevrouw Muntjewerff voor hetgeen zij heeft gezegd en waarmee zij waarschijnlijk iets aan het amendement heeft toegevoegd. Als ik het goed begrijp wordt bedoeld dat de te verkopen panden bij doorverkoop binnen tien jaar evenals verkochte woningwetwoningen aan de gemeente zouden moeten worden aangeboden. Ik wil over de panden aan de Bavelselaan, waarvoor men deze voorwaarde wil laten gelden, twee opmerkingen maken. Op de eerste plaats stel ik vast dat een anti-specula tie-beding naar de mening van het college, welke vorm een dergelijk beding ook heeft, niet voor in dividuele percelen zou moeten gelden maar uit een beleid voor geheel Breda zou moeten voortvloeien. Men kent de interventie van de heer Van Asseldonk op het moment van een bestemmingsplanwijziging in Ypelaar. Er zijn allerlei methodieken waarop we aan het studeren zijn en waarover we op niet al te lange termijn met de raad zullen moeten gaan pra ten. Het zou naar mijn mening ongewenst zijn per incident te gaan besturen. Doet zich een geval voor waarin kan worden gevreesd dat speculatie-winst mogelijk is, dan moet men niet op dat incident ad hoe reageren. Mijn tweede opmerking is dat de vraag moet worden gesteld of door de aanbieding aan de gemeen te binnen tien jaar de door mevrouw Muntjewerff gevreesde ontwikkeling nu werkelijk wordt voorko men. Ik betwijfel dat voor deze situatie in hoge mate. De vraag van de heer Van Asseldonk houdt hier enigszins verband mee. Hij heeft gezegd dat hij gezien de ter tafel liggende prijsstelling niet bevreesd voor speculatie is. In zijn kort betoog was de vraag verborgen hoe de prijsstelling tot

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1183