1189 13 OKTOBER 1977 toch goed gelegen zijn, kun je een grote druk ver wachten, aangezien er zeker een grote behoefte aan dergelijke woningen is. Bij verkoop zal het niet om enorm grote bedragen gaan; er kan echter wel degelijk speculatie in het geding zijn. Wij zijn van mening dat de gemeente geen woningen meer zon der anti-speculatie-beding zou moeten verkopen. De minister schrijft voor woningwetwoningen niet voor niets een dergelijke voorwaarde voor. De heer KOERTSHUIS: De wethouder van jeugd en sport heeft gezegd dat het college een brief over het open toelatingsbeleid heeft ontvangen. In de commissie jeugd en sport heeft hij te dien aanzien een toezegging gedaan, waarvan ik graag zou zien dat hij haar in deze raadsvergadering herhaalde, namelijk dat er door het college van Breda een brief aan Nieuw-Ginneken zou worden ge stuurd waarin een bepaalde voorwaarde zou worden opgenomen. Ik neem aan dat de in de commissie ge dane toezegging zal worden uitgevoerd. Sprekende over de prijs, heeft de wethouder van openbare werken gezegd dat deze van allerlei factoren afhangt en variabel is. Ik herinner er evenwel aan dat onlangs bij een transactie met een tennisvereniging waarbij eveneens een stuk grond met sportbestemming werd overgedragen, wel dege lijk van een prijs van 24,-- is uitgegaan. Ook als er grond van de dienst openbare werken aan de dienst jeugd en sport wordt overgedragen, gaat men naar ik meen van een bedrag van 24,— uit. In dit geval is met een bedrag van 4,50 rekening gehouden, terwijl ook op het onderhavige terrein een sportbestemming ligt. Ik wijs erop dat hier een verschil van 0,5 miljoen in het geding is: nu wordt de grond voor ongeveer 100.000,— ver kocht en bij een uitgangsbedrag van 24,'zou de verkoopprijs globaal gesproken zes keer zo hoog zijn. Ik heb eenvoudigweg de indruk dat het col lege een bedrag van 0,5 miljoen laat zitten. Daarbij ben ik dan geneigd mij af te vragen of er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1189