13 OKTOBER 1977 1216 kunnen zijn als we naar elke gebruiker van een ge meentelijke geiser toe zouden gaan, niet de vraag wat hij wenst, zonder dat hij op voorhand weet wat we met het resultaat gaan doen. Men heeft vanavond over prioriteiten gesproken. Hier ligt het duide lijke feit dat wij voor de consument te duur wor den. Als het particulier initiatief een goedkopere oplossing kan biedenmoet men niet autoritair gaan zeggen dat er niet aan inspraak wordt gedaan. Het is evident dat we de mensen moeten aanbieden naar het particulier initiatief toe te gaan omdat wij het niet künnen voor die prijs. Dat heeft naar mijn mening niets met inspraak te maken. Men moet niet de indruk wekken dat hier het moment voor in spraak is aangebroken, terwijl er in Breda al ze ven jaar lang aan inspraak wordt gedaan, in leef- en woonsituaties van de individuele burger. De VOORZITTER: De heer Crul heeft mij even in het geding gebracht als degene die de inspraaknota in deze raad heeft mogen verdedigen en die daarbij heeft gezegd dat er waar mogelijk gelegenheid tot inspraak moet worden gegeven. Inspraak moet zoveel als dat maar enigszins mogelijk is worden toege past, maar het is voor mij een complete verrassing te vernemen dat de beginselen van de overigens door de meerderheid van de raad vastgestelde inspraaknota zouden zijn aangetast wanneer de zo juist aangedragen methode voor een bepaalde vorm van inspraak niet zou worden toegepast. Dat gaat mij veel te ver en ik geloof dat men die bewering in redelijkheid niet kan doen. Het college stelt de raad voor een maatregel te nemen die voor de burgers van grote betekenis is en die naar onze opvatting als gewenst moet worden beschouwd. Wan neer men betoogt dat de grondbeginselen van de in spraak zijn aangetast als het college die maatre gel zonder de betrokkenen te horen wil uitvoeren, doet men mijns inziens geen recht aan de inspraak nota. Het is niet juist daarmee die nota op losse schroeven te zetten. De opvatting van de heer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1216