1227
13 OKTOBER 1977
van de geisers de door de heer Van Duijl geschet
ste situatie creëren, gaan wij dit aan het
adres van de heer Kaarsemakerals huisbaas niet
de goede maar de verkeerde weg op. Juist dan is er
sprake van een onjuiste verhouding tussen verhuur
der en huurder.
Ik deel het standpunt van de heren Van Duijl
en Ten Wolde. Op grond van de bovengenoemde motie
ven ontraad ik de raad de aanvaarding van het
amendement van P.v.d.A./P.P.R.
Tot slot nog iets over de vraag van de heer
Van Duijl naar de stand van een bepaald fonds. Ik
meen dat hij daarbij op het onderhoudsfonds doel
de. Uitgaande van punt 6 van het concept-besluit
kan men te dien aanzien terugrekenen. Er zal op
31 december 1977 een bepaald bedrag resteren na
dat bepaalde posten aan het fonds zijn onttrokken.
Wanneer men de ter zake van dit voorstel te ont
trekken posten bij voornoemd bedrag optelt, vindt
men de exacte stand van het fonds per 31 december
1977 zonder de onttrekkingen.
De VOORZITTER: Dames en heren. Zouden wij in
staat zijn voor de pauze nog een beslissing over
deze kwestie te nemen of gaat u nog een poosje
door?
Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Ik wil niet
nog een poosje doorgaan, maar ik wil nog wèl een
paar kleine opmerkingen maken. De heer Van Duijl
heeft moeite met onze vraagstelling in de enquête.
Dat is natuurlijk een argument voor je als je geen
betere in huis hebt, maar het is een feit dat wij
de moeite hebben genomen aan de mensen te vragen
wat zij van het voorstel vinden en dat kan ik van
de fractie van de heer Van Duijl niet zeggen.
Voorts heeft de heer Van Duijl gezegd dat ons
voorstel de huurder dwingt snel naar de Maatschap
te gaan, omdat hij anders geen geiser heeft. Voor
het geval dat ons amendement zou worden aangenomen,
is het echter zeer goed denkbaar dat met de Maat
schap zou worden onderhandeld over een