122 21 MAART 1977 gezegd dat er activiteiten worden gesanctioneerd die eigenlijk geen wettelijke basis hebben. Uit de wijze waarop de heer Van Dun de vragen heeft beantwoord kan men dit afleiden. Het college vindt de nood zo hoog dat het de wet buiten spel zet, opdat het, omdat de meerderheid dat wil, zijn gang kan gaan. In een dergelijke situatie heeft volgens artikel 76 van de gemeentewet de voorzit ter van de raad een bijzondere rol. De burgemees ter heeft een adviserende functie en als er zich een zo grote verscheidenheid van opvattingen in de raad presenteert dient hij na te gaan of de wet wordt toegepast zoals hij is bedoeld en zoals hij naar de letter moet worden nageleefd. Wij zijn van mening dat de wet niet op de juiste wijze wordt toegepast en dat daarom niet meer van orden telijk bestuur kan worden gesproken. Als de bur gemeester die opvatting deelt, heeft hij naar on ze mening ingevolge de gemeentewet en als voorzit ter van de raad de plicht die kwestie niet op de spits te laten drijven. Hoewel wij ons terdege hebben laten voorlichten, zijn wij leken op juri disch gebied, zodat wij van u, mijnheer de voor zitter, graag willen weten hoe u, als voorzitter van de raad, staande buiten de partijen, dit al les vertaalt. De heer GEENE: Mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Had u in deze termijn niet al het woord gevoerd? De heer GEENE: In eerste termijn. De VOORZITTER: Ik denk dat u een beetje in de war bent. Er komt nu weer een reactie van de zijde van het college en daarna krijgt de raad de laatste mogelijkheid om een bijdrage te leveren. In aansluiting hierop zou ik willen ingaan op hetgeen de heer Crul heeft gezegd over het eventueel bestaan van bedenkingen bij mijbij het college of bij iemand anders tegen het ge ven van voldoende tijd om de democratie gestalte

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 122