13 OKTOBER 1977
1236
gecombineerde commissievergaderingen, op 6 septem
ber 1976 en op 30 augustus 1977, duidelijk is ge
worden dat de oplossing waarvoor het college ge
porteerd was, door de betrokken commissieleden niet
gewenst werd geacht. Er is een complex van oorzaken
in het geding en ik betreur het dat het sportpark
de Wisselaar niet voor 100 kan worden gebruikt.
Er is een gemiddelde veldtoezetting van 44%, in welk
verband ik verwijs naar het inventarisatierapport
van het projectteam, terwijl het sportcomplex aan
aan de Kadijk overbezet is. Ik kan mij voorstellen
dat de betrokken vereniging met het onderhavige
voorstel erg gelukkig is. Men heeft jarenlang de
lasten van het op deze plaats sporten ondervonden.
Ook wij hebben er in het verleden steeds op aange
drongen dat tot een andere oplossing zou worden
gekomen. Tegen die achtergrond kunnen we dan ook
met het voorstel akkoord gaan, zij het dat dit be
stuurlijk met de nodige pijn en moeite verloopt.
Het zou niet juist zijn het college allerlei ver
wijten te maken omdat men op het sportpark de Wis
selaar niet kan sporten. Wij als stadsbestuurders
om met de woorden van Jan Oomen te spreken
hebben in al die jaren voor de problematiek van de
Wisselaar geen duidelijke oplossing kunnen vinden.
Het komt er eigenlijk op neer dat we aan het dwei
len zijn terwijl de kraan nog loopt. Ik bedoel
hiermee dat we alle kwetsbare verenigingen van het
sportpark weghalen en de werkelijke problematiek
omzeilen. Ik zou het college dan ook willen vragen
spoedig met een nieuw preadvies omtrent de Wisse
laar te komen. Persoonlijk acht ik het loskoppelen
van het sportpark van deze totale problematiek
niet mogelijk. Ik ben misschien wat te veel inge
gaan op de problemen rond het sportpark de Wisse
laar, maar dit is een voorstel dat daaruit voort
komt. Ik hoop dat de korfbalvereniging "Breda-Noord"
nu ongestoord kan gaan sporten en dat haar leden
aantal in korte tijd weer tot het oude peil zal
terugkeren.