13 OKTOBER 1977
1242
betrekking tot de huisvesting continuïteit te kun
nen bieden tot op het moment dat een 'en ander de
finitief zal worden geregeld.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna over
eenkomstig het voorstel van burgemeester en wet
houders besloten.
28. bijlage nr. 356.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT
BENOEMING VAN BESTUURSLEDEN VAN DE STICHTING
STEDELIJK MUSEUM VOOR GESCHIEDENIS EN OUD
HEIDKUNDE TE BREDA. (S)
De heer HENDRIKSEN: Onze federatie heeft in
dit voorstel aanleiding tot nadere discussie ge
vonden. Wat is er namelijk aan de hand? Het museum
vormt al wat langer een knelpunt binnen de sector
cultuur. Er is een commissie in het leven geroepen
die het bestuur en burgemeester en wethouders van
advies zal dienen, nadat reeds eerder enige advi
seurs waren opgetreden. In de commissie, die be
staat uit bestuursleden van het museum, een onaf
hankelijke voorzitter, de heer Gielen en mij, is
uiteraard gesproken over de vraag wat de toekomst
van het museum zou moeten worden en hoe een en an
der in beleidsmaatregelen zou moeten worden ver
taald. Onze fracties en dat geldt voor mij als
lid van de commissie wel zeer in het bijzonder
kwamen in de problemen toen werd voorgesteld het
bestuur van het museum tot acht leden uit te brei
den. Een adviescommissie komt bij zo'n voorstel
wel enigszins in de moeilijkheden, want als er iets
met de structuur van het museum mis is en als men
in de richting van nieuwe ontwikkeling zal moeten
gaan, is de bestuurssamenstelling één van de eer
ste instrumenten waar gebruik van zou kunnen wor
den gemaakt. Van belang is daarbij hoe het bestuur
aan de nieuwe plannen zou kunnen gaan werken.
Als het bestuur van het museum wordt uitge
breid met de personen die in het voorstel worden
genoemd, heeft de adviescommissie niet meer de