1245 13 OKTOBER 1977 school. De heer GIELEN: U was de inhoud van het amen dement nog niet bekend, maar ik was er inmiddels al van op de hoogte. De heer VAN ASSELDONK: Ik geloof dat ik blij mag zijn niet in de adviescommissie te zitten, want ik heb nu twee leden van die commissie gehoord en die zijn het al niet met elkaar eens! De VOORZITTER: Past u maar op dat we u er niet in benoemen! De heer VAN ASSELDONK: De wethouder heeft in de commissie cultuur betoogd dat er, als te zijner tijd het rapport verschijnt, een bestuur moet zijn dat statutair in staat is daarover te spreken. Nu heeft de heer Hendriksen betoogd dat er slechts zes leden nodig zijn. Ik vraag mij af of in dezen ook het door de bisschop benoemde bestuurslid mee telt. Als dat namelijk het geval is, zijn er bij de handelwijze die de heer Hendriksen heeft voor gesteld, in totaal zeven bestuursleden. In de commissie heeft de wethouder ook gezegd dat hij desnoods bereid is de aanvulling op ter mijn te stellen. In dit verband is het denkbaar dat de suggestie van de heer Hendriksen in over weging wordt genomen. Ik wacht wat dat betreft het antwoord van de wethouder af, waarna wellicht enig beraad in mijn fractie nodig zal zijn. Wethouder SANDBERG: Erg veel kan ik eigenlijk niet meer aan de discussie toevoegen, omdat alle facetten al in de commissie ter tafel zijn gekomen en daar ook zijn gewogen. Terecht wijst de heer Hendriksen erop dat de raadscommissie geen advies heeft uitgebracht; ik wil die correctie graag aan brengen, maar dit punt lijkt mij van minder belang want de commissie heeft wel in meerderheid met in stemming van het voorstel kennisgenomen. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Hendriksen dat er in het verleden "enige adviseurs

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1245