21 MAART 1977 125 aangebroken en ik vind dat we niet op een juridische en schijnbaar democratische toer moeten gaan door te kiezen voor stopzetting van de werkzaamheden en het eerst opstellen van een bestemmingsplan. De heer Geene heeft gezegd dat hij de raad had willen voorstellen ons te machtigen de uitga ven te doen. Ik vind dit een sympathiek voorstel, maar ik zie het vanavond nog niet tot realisering komen. Wij zijn gewend onze eigen broek op te hou den en als het nu eenmaal 300.000,de man moet kosten, hebben we dat in beperkte mate graag voor de Haagse Beemden over! Daarnaast heeft de heer Geene opgemerkt dat hij in een kranteartikel heeft gelezen dat Breda 30.000 extra woningen zou moeten gaan bouwen. Ik geloof dat we daar voorzichtig mee moeten omsprin gen. In de Haagse Beemden hopen wij 10.000 wonin gen te doen bouwen en wij zullen in het kader van het stadsgewestelijk structuurplan nagaan wat er verder moet gaan gebeuren. Het is duidelijk dat mevrouw Paulussen en ik in de raad niet altijd tot overeenstemming komen; dat zal vanavond ook wel weer niet gebeuren. Me vrouw Paulussen heeft zich met haar fractie bera den, waarna zij heeft gezegd dat de overheid arti kel 14 niet mag toetsen. Ik zie dat'zij hetzelfde bruine boekje als ik in de hand heeft, zodat ik haar erop wil wijzen dat verderop in de toelich ting en de jurisprudentie bij artikel 14 staat: "Deze beperking is opgenomen teneinde te verzeke ren dat een aanlegvergunning slechts dan zal wor den voorgeschreven waar zulks inderdaad noodzake lijk is." De heer OOMEN: Maar de aanlegvergunning wordt in het vigerend bestemmingsplan voorgeschreven! Wethouder VAN DUN: Inderdaad, maar de bedoe ling daarvan is er is zo véél voorgeschreven! ongewenste ontwikkelingen te voorkomen. Met alle respect dat ik voor de heer Oomen als raads lid heb, geloof ik niet dat hij kan volhouden dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 125