1318 17 NOVEMBER 1977 van het woningbestand uit. Het aantal woningen dat bij het niet verkopen van woningen zou vrijkomen zou vermoedelijk op de vingers van één of twee handen kunnen worden geteld. De argumenten vóór verkoop wil ik om redenen die ik zojuist heb aangevoerd niet meer opsommen. Het lijkt mij verstandig dat na de eerste instan tie snel tot stemming wordt overgegaan. Wel is en blijft uit sociale overwegingen na tuurlijk een zekere terughoudendheid geboden. Ik ben daarom voorstander van een tussentijdse perio dieke rapportage, waardoor het mogelijk blijft om, indien er reële onbillijkheden ontstaan, daaraan op gepaste wijze een einde te maken. De heer VAN ASSELDONK: Ik vertel u en de mees te aanwezigen niets nieuws als ik zeg dat de pro blematiek waar we vanavond over spreken, de ver koop van woningwetwoningen, niet voor de eerste maal wordt besproken. Het bespreken hiervan is een goede zaak en het zou verkeerd zijn bij een zo ge voelige en moeilijke materie als deze lange ter mijn-besluiten te nemen. Een tweetal moties ligt ten grondslag aan de nota die het college heeft doen uitkomen. Het feit dat het hier gaat om een meerderheidsstandpunt geeft weer duidelijk aan dat deze kwestie niet eenvoudig is. De wethouder heeft de situatie, zo als die binnen het college is verlopen, in de com missievergadering geschetst. Ik kreeg de indruk dat de uitslag binnen het college evengoed anders om had kunnen zijn. Zowel binnen het college als in deze raad zal er sprake zijn van een aftasten van beginsel en werkelijkheid. Wethouder VAN DUN: Het is duidelijk dat deze interpretaties van de informatie vanuit het colle ge voor rekening van de heer Van Asseldonk is. De heer VAN ASSELDONK: Dat is een juiste con statering. Beginselen kunnen partij stellingen zijn die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1318