21 MAART 1977
131
dagen naar ik meen toen we elkaar bij de ope
ning van het praathuis ontmoeten gezegd dat ge
deputeerde staten op 23 maart de beslissing zouden
nemen
De heer CRUL: Men kan natuurlijk van deze
discussie een juridisch steekspel maken en dat kan
erin uitmonden dat niemand gelijk heeft. Gezien het
belang van de kwestie die in het geding is, is het
de vraag -- we moeten ons daar maar eens over be
raden -of het niet gewenst is te komen tot toet
sing buiten deze raad, op een plaats die daarvoor,
wellicht aangegeven vanuit een andere richting, i~
aanmerking komt. Wij komen er niet uit en wij blij
ven van mening dat iemand, die ordentelijk wil be
sturen, niet op deze wijze te werk moet gaan, ter
wijl het college blijft betogen voornamelijk op
grond van de hoge nood dat het wel degelijk het
recht heeft dat te doen.
Hoewel mevrouw Paulussen er uitdrukkelijk aan
dacht aan heeft besteed, is de bedoeling die wij
vanavond hadden misschien niet helemaal duidelijk
geworden. Wij willen deze kwestie boven de Haagse
Beemden uit tillen, omdat er naar onze mening al
gemeen bestuurlijke aspecten in het geding zijn.
Het toepassen van artikel 19 wordt een zó vanzelf
sprekende procedure, dat de ruimtelijke inrichting
van de stad erdoor in gevaar komt, aangezien noch
de burgerijnoch het stadsbestuur bij die proce
dure krijgt waar zij recht op hebben. Het is niet
juist dat, zoals de heer Van Dun heeft betoogd,
iedereen de inbreng heeft die hij wil hebben. Er
zijn duidelijke verschillen tussen een bestemmings
planprocedure en de toepassing van artikel 19. Aan
het adres van de heer Van Dun zou ik willen zeggen
dat er mijns inziens een beetje aan stemmingmake
rij wordt gedaan hoewel de heer Van Dun natuur
lijk niet in de hand heeft wat er wordt gepubli
ceerd als wordt vermeld dat de eerste paal op
5 mei zal worden geslagen of dat het advies van de
"grote commissie" in een bepaalde zin is uitgeval-