17 NOVEMBER 1977
1321
een aantal van 240 woningen ofwel tachtig woningen
per jaar, wat 3 1/3% betekent. Voor al degenen die
beweren dat de V.V.D. uitverkoop zou willen houden,
wil ik zeggen dat dit betekent dat wij nog 33 jaar
voor de boeg hebben. U zult begrijpen dat geen zin
nig mens vol kan houden dat dit duidelijk duidt op
uitverkoop. Het gaat om tachtig woningen per jaar
en ook als men die woningen niet had kunnen kopen,
zouden ze toch niet aan een ander zijn verhuurd.
In de nota staat dat men mag aannemen dat wellicht
toch een gering percentage van de bewoners zou
zijn verhuisd. Hoe groot is dat percentage? Wij
willen uitgaan van 5%maar wij weten dat dat te
hoog is, omdat bij geen recht op koop het verloop
in eengezinswoningen slechts enkele percentages
betreft, naar ons door één van de woningbouwvere
nigingen is meegedeeld. Ook in uw nota spreekt u
over een zeer gering aantal. Hiervoor zijn redenen
aanwezig: men had nog geen andere keus of men wil
de per se niet naar een andere woning toe. 5% van
tachtig woningen komt neer op vier woningen, welke
vier woningen per jaar weer voor woningtoewijzing
beschikbaar zouden kunnen komen. Wij vragen ons af
of deze onttrekking afbreuk doet aan de taak van
de gemeente om voor iedereen betaalbare woningen
beschikbaar te stellen. Tijdens de begrotingsbe
handeling op 9 november 1976 zei wethouder van Dun
naar aanleiding van deze problematiek men kan
dit lezen op pagina 1655 van het verslag "Ik
meen dat het eigen woningbezit waaraan ook mijn
fractie belang hecht een goede zaak is, mits wij
het blijven afwegen tegen de huisvestingsproblema
tiek en de woonnood die we in Breda kennen. In het
bijzonder denk ik dan aan de beschikbaarheid van
eengezinswoningen. Ik heb de raad toegezegd me
vrouw Paulussen heeft daarover een vraag in de
commissie gesteld dat ik, zodra wij op basis van
cijfers duidelijke aanwijzingen hebben dat de ver
koop van woningwetwoningen frustrerend voor het
huisvestingsbeleid zou zijn, een en ander aan de
raad zou voorleggen om het raadsbesluit ter zake