17 NOVEMBER 1977
1323
gekomen bouwactiviteiten, door verkoop een sociaal
verantwoord woningbeleid niet op de tocht komt te
staan, daar het door mij genoemde aantal woning
zoekenden voor een eengezinswoning bij het C.R.B.
staat ingeschreven, waardoor het tevens meedraait
bij de toewijzing van de woningbouwverenigingen,
die op één na negatief staan tegenover verkoop,
hetgeen wij betreuren. Er zijn dus voor deze men
sen veel meer woningen op de markt dan alleen de
woningen van het gemeentelijk woningbedrijf.
Het vorige argument ging uit van veronder
stellingen van beide zijden, maar aan de aanvul
lende argumenten hebben wij zeer zwaar getild.
Vooraf wil ik vermelden dat wij respect en waarde
ring hebben voor degenen in gemeentedienst die de
hun opgedragen taak met verantwoordelijkheidsge
voel uitvoeren. Vanuit die gedachte zijn de aan
vullende argumenten tegen verkoop ook naar voren
gebracht. Wij hebben daar respect en begrip voor.
Als evenwel die argumenten werkelijk gelden, houdt
dat in dat de gemeente Breda tot in lengte van da
gen geen woning van de woningwetwoningen meer zal
verkopen en die consequentie weegt voor ons nu net
te zwaar. Wanneer hetgeen in de nota staat juist
is, dient er via het parlement iets aan de huidige
regeling te worden gedaan. Het is ook mogelijk dat
er door de gemeente iets moet worden gedaan aan
het gat in de markt. In het verleden hebben wij al
eens gezegd dat er voor het woningbureau misschien
een taak is weggelegd op het gebied van sociaal
verantwoorde huisvesting voor een- en tweepersoons
huishoudens. Ook daar zou misschien voor de gemeen
te een taak kunnen liggen. Misschien bestaat ook
de mogelijkheid om naast de diverse voorwaarden
waaraan de koper dient te voldoen enkele zaken mee
te nemen en te beschrijven, onder andere betreffen
de het schilderen en de dakgoten, in een onder
houdscontract
Na een afweging van al deze punten menen wij
te moeten stellen dat niets in de nota ons heeft
kunnen overtuigen. Uw college is er zelfs niet in