1324
17 NOVEMBER 1977
geslaagd ons zo ver te brengen dat wij u het voor
deel van de twijfel gunnen.
Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Onze fractie
werd en wordt regelmatig geconfronteerd met schrij
nende gevallen van woningnood. Uit de daaruit
voortvloeiende frequente contacten met het centraal
registratiebureau blijkt dat het steeds moeilijker
wordt met name degenen aan een woning te helpen
die een goede eensgezinswoning tegen een betaalba
re huur zoeken. Omdat wij steeds meer het gevoel
kregen dat het verkopen van woningwetwoningen aan
bewoners het aantal voor toewijzing beschikbare
woningen ongunstig beïnvloedde, hebben wij bij de
begroting 1976 een motie ingediend, die erop was
gericht er door middel van een onderzoek achter te
komen of dit gevoel juist is. Thans, een jaar la
ter, ligt er een nota van het college voor ons.
Een onderzoek zoals door ons was bedoeld blijkt
niet goed mogelijk te zijn en dat is jammer, omdat
wij nu weer gevoelsmatig de situatie moeten beoor
delen. Er werden wel enkele cijfers geproduceerd,
waarop mijn voorgangers al zijn ingegaan ik zal
dat daarom niet doen maar wij vragen ons af
hoe die cijfers zouden zijn als ook de andere wo
ningbouwverenigingen hun woningen hadden verkocht.
Zoals bekend heeft alleen de woningbouwvereniging
St. Joseph tijdelijk woningen van haar voorraad
verkocht; thans doet zij dat niet. Het is niet
uitgesloten dat het aantal zeer urgent woningbe-
hoevenden nog groter zou zijn als ook de andere
woningbouwverenigingen tot verkoop zouden zijn
overgegaan. Woningwetwoningen zijn en worden ge
bouwd met gemeenschapsgeld voor degenen in de
maatschappij die daaraan het meest behoefte hebben.
Met elke woningwetwoning die wordt verkocht valt
voor een ander een kans weg zo'n woning te kunnen
betrekken. Het argument dat de bewoner die niet in
staat wordt gesteld te kopen toch niet verhuist,
gaat onzes inziens niet op, want een gedeelte van
de goedkope huurwoningmarkt valt voor nu en voor
de toekomst weg, terwijl de vraag naar die woningen