1326
17 NOVEMBER 1977
stel zo sober mogelijk houd, ondanks het wat lang
uitgevallen betoog van de heer Van Asseldonk, dat
overigens door mij op prijs is gesteld. Al hetgeen
nu is gezegd kunt u terugvinden in de notulen van
vele raadsbehandelingen, waarin wij over dit vraag
stuk hebben gepraat. Er zijn vóór- en tegenstan
ders, die beiden argumenten hebben waarvoor mijns
inziens alle leden van de raad en van het college
respect moeten hebben. Het gaat hier om vastgeleg
de stellingen en ik geloof dat die, met inachtne
ming van het respect waarover ik zojuist sprak,
onwrikbaar zijn.
Ik wil toch nog even wat parafraseren rond
dit voorstel en hopelijk duidelijk maken hoe de
standpunten in het college liggen. U weet dat op
rijksniveau de verkoop van woningwetwoningen moge
lijk is gemaakt, waardoor men met inachtneming van
een aantal administratieve voorschriften een wo
ningwetwoning kan kopen. Wij zijn erin geslaagd om
in twee jaar in 1973 en 1974 met de raad het
besluit te nemen dat er geen woningwetwoningen
mochten worden verkocht; op die momenten was de
meerderheid van de raad tegen verkoop. De derde
maal is de poging mislukt en heeft de raad gezegd
dat de gemeente wél moet verkopen. Dit hield in
dat het eigen woningbezit van de gemeente in aan
merking kwam voor verkoop. U kunt zich voorstellen
dat wij over deze problematiek continu overleg
hebben met de woningbouwverenigingen. De heer Van
Asseldonk heeft gezegd dat tot zijn spijt twee wo
ningbouwverenigingen geen woningen verkopen en me
vrouw Muntjewerff heeft daarop terecht een aanvul
ling gegeven door te zeggen dat één woningbouwve
reniging woningwetwoningen hééft verkocht. Ik kan
daar nog aan toevoegen dat de woningbouwvereniging
St. Joseph alleen de niet goedkope woningwetwonin
gen verkocht.
Gelukkig is ook hierbij het college wederom
een afspiegeling van de raad. Ik wil eerst in gro
te lijnen aangeven wat vóór verkoop te zeggen valt.
Behalve de partijpolitieke uitgangspunten sec kan