1-1 O
oob
17 NOVEMBER 1977
zonder mee belast waren om namens het college de
onderhandelingen te voeren, ons bijzonder inge
spannen om toch in de geest van de beginselover
eenkomst tot een overeenkomst te komen.
Er is gesteld dat de onderhandelingen zijn
stukgelopen, maar ik geloof niet dat dat de goede
term is. Wij zouden namelijk waarschijnlijk nog
jaren met elkaar kunnen praten, maar wel is nu het
stadium aangebroken waarin wij moeten constateren
dat wij het met elkaar niet eens worden. Wij on
derhandelen en opereren vanuit verschillende uit
gangspunten. Voor de N.W.B. is dat de productie en
de daarbij behorende hoofddistributie en wij stel
len dat de distributie direct na de productie be
gint. Ten aanzien van die uitgangspunten worden
wij het nooit met elkaar eens en voor alle duide
lijkheid is het goed dat wij dit nu maar openlijk
met elkaar constateren; wij willen dan ook de on
derhandelingen daaromtrent niet verder voortzetten
Het overleg zal zeker worden vervolgd, maar dan
via de requesten, de Kroon en de concessies. Het
is volstrekt zinloos om via de aandeelhoudersver
gadering opnieuw het overleg te openen en de heer
Dreef moet dat ook kunnen weten. De verslagen van
de aandeelhoudersvergaderingen liggen ter visie en
zeker voor de heer Dreef als lid van de commissie
bedrijven moet het bekend zijn wat daar heeft
plaatsgevonden. De meerderheid van de raad van com
missarissen is het eens met het uitgangspunt van
de Noord-West-Brabant en op die basis worden wij
het nooit met elkaar eens, zoals al in het pread
vies is aangegeven.
Ik wil nog een opmerking maken met betrekking
tot integratie. Inderdaad is de Noord-West-Brabant
in hoge mate van mening dat een bedrijfsonderdeel
van het gemeentelijk energie- en waterbedrijf, met
name de waterpoot, zou moeten worden geïntegreerd
in de Noord-West-Brabant. Een integratie als zoda
nig betekent niet direct een liquidatie, dat kan
ook niet, maar het college meent wel dat bij een
zo vergaande overdracht van activiteiten van de