1342
17 NOVEMBER 1977
De heer KOERTSHUIS: De wethouder zei dat hij
zou kunnen herhalen wat hij al heeft gezegd en hij
bedoelt dan dat de tarieven in vergelijking met
andere zijn bekeken. Ik vind echter dat niet alleen
daarop moet worden gelet. Bij voorstel 16 zei de
wethouder dat hij ons tarief met de tarieven van
zeven andere plaatsen had vergeleken, waarbij bleek
dat alleen het tarief van Eindhoven lager was. Ta
rieven van verenigingen moeten echter ook worden
gerelateerd aan de subsidiëring. Als er veel sub
sidie wordt gegeven, mogen ook de tarieven best
flink worden opgeschroefd. Wanneer men wil dat een
vereniging bestaansmogelijkheid blijft houden,
moeten deze twee factoren, het tarief en de subsi
diëring, tezamen een bepaalde minimale hoogte heb
ben en ten aanzien van de zwemverenigingen in Bre
da is dat nog steeds niet het geval.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: De tarieven voor
de zwembaden en met name voor de zwemverenigingen
zijn altijd al nogal in discussie geweest, maar de
laatste tijd is dat zeker het geval, dit mede naar
aanleiding van een brief van de sectie 9 van de
Sportstichting met betrekking tot de hoogte van
de tarieven. Het verschaffen van informatie hier
over aan de zwemverenigingen is op een oor na ge
vild. Ook hieromtrent hebben wij een vergelijkend
onderzoek gepleegd, waarbij wij de tarieven van
s-Hertogenbosch, Eindhoven, Tilburg, Arnhem, Haar
lem en Enschede met het onze vergeleken. Hierbij
is de indirecte subsidie op de baden betrokken die
de verenigingen krijgen alsook de directe subsidie
op de baden aan de verenigingen. Het merkwaardige
is dat Breda daarbij qua subsidiesituatie voor de
vereniging, dus alleen wat betreft de elementen
die de gemeente Breda zou kunnen beïnvloeden, op
een redelijke derde plaats ligt. De cijfers als
zodanig zullen nog aan u ter beschikking worden
gesteld. Naar mijn gevoel is het algemene idee als
zou de subsidiesituatie voor de zwemvereniging in
Breda saillant slecht zijn ten opzichte van andere
gemeenten niet juist. De sectie 9 zal echter nog