1384 17 NOVEMBER 1977 overtuigd zijnde dat wij hiermee duidelijk de kant kiezen van de mens die werkelijk in nood is en ons verzetten tegen de man die van die nood misbruik maakt en ervan profiteert. De heer DE RAAFF: Het is niet de eerste keer dat over deze kwestie wordt gesproken. De heer Koertshuis heeft al in herinnering gebracht wat er in de loop der jaren is gebeurd, het is inderdaad een feit dat ik jarenlang tegen zijn zin in de boot heb afgehouden en heb gezegd: ik ben er niet voor te porren met wat toen nog sociale recherche heette op de proppen te komen. Inmiddels heeft in derdaad een gedachtenontwikkeling plaatsgevonden. Het zal de raad zijn opgevallen dat in het hele voorstel geen enkel getal voorkomt. Er zijn tijden geweest waarin over een enorm misbruik van de sociale wetten werd gesproken en in zo'n situ atie krijg je het gehakketak over percentages, waarover de heer Oomen ook vandaag weer is begon nen, maar het percentage waarom het gaat interes seert mij eigenlijk bar weinig, of het nu een !s% 2% of 10% is. Dat neemt overigens niet weg dat het, als je over 2% spreekt, uitgaande van 2 miljard altijd nog 40 miljoen is, een bedrag dat in dat geval op de verkeerde plaats terechtkomt. De heer Van Dongen heeft al een aantal rede nen genoemd waarom wij uiteindelijk toch met dit voorstel zijn gekomen: het gaat met name om de bo nafide cliënten. Ik heb getracht met een voorstel te komen waarvan ik dacht dat geen zinnig mens er nog enig bezwaar tegen zou kunnen hebben. Ik wist natuurlijk hoe de opvattingen her en der lagen, maar niettemin hebben wij een poging gewaagd een voorstel aan de raad voor te leggen dat duidelijk aangeeft dat wij in ieder geval geen heksenjacht willen. Wij willen niet zomaar iets loslaten om dan te zien waar het op uitdraait, wij hebben ge tracht een vorm te vinden waarin de gang van zaken is te begeleiden en in de hand is te houden, een vorm ook die toch de nodige voorzichtigheid in houdt. Daarom betreur ik het dat desondanks de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1384