1386 17 NOVEMBER 1977 voegdheid gewerkt en daarover hoor ik goede gelui den, maar Tilburg werkt bijvoorbeeld zonder op sporingsbevoegdheid en ook daar gaat het prima. Het is mij niet duidelijk dat het van meet afaan, zonder dat wij een en ander concreet hebben erva ren, noodzakelijk zou zijn opsporingsbevoegdheid te geven en vandaar dat duidelijk in het stuk staat de heer Oomen heeft het -voorstel ondui delijk genoemd dat wij aan deze functionaris voorlopig geen opsporingsbevoegdheid willen ver lenen. Dat is geen kwestie van principe, maar een kwestie van geleidelijke ontwikkeling en van te zijner tijd bekijken voor welke definitieve vorm zal moeten worden gekozen. Ik zeg niet dat het nooit zal moeten gebeuren, ik sta alleen op het standpunt dat wij de ontwikkelingen eerst eens moeten afwachten waarbij ze uiteraard wel in de hand moeten worden gehouden, wat mogelijk is via een directe aanhaking bij de sociale dienst en een rechtstreeks onder de directie stellen van de ambtenaar. Het pleidooi van de heer Van Dongen was mij uit het hart gegrepen, ik zou het hem niet kunnen verbeteren. De door de heer Oomen naar voren ge brachte argumenten zijn mijns inziens niet alleen onjuist, maar voor mij ook onduidelijk, want hoe wel hij tegen het voorstel is gaat hij ermee ak koord dat wij geen opsporingsbevoegdheid geven en heeft hij voorts gevraagd te bevestigen dat er al tijd een sociaal rapport bij zal zijn. Dat zal echter afhangen van het probleem waar het om gaat. "Als het een zeer duidelijk fraudegeval betreft waarin geen verzachtende omstandigheden kunnen worden aangevoerd, dan zal er naar ik veronderstel geen sociaal rapport naar de officier van justitie gaan. Hoe kan de heer Oomen, als hij tegen het voorstel is, verder vragen om het uitbrengen van verslag van de werkzaamheden aan de raad en de commissies? Er is reeds veel over deze kwestie gezegd en er kan nog heel veel over worden gesproken, maar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1386