17 NOVEMBER 1977 1387 ondanks het feit dat ik een naar mijn smaak alles zins redelijk voorstel naar voren heb gebracht heb ik de hoop laten varen dat ik de heer Oomen alsnog zou kunnen overtuigen van de juistheid van dit voorstel De heer OOMEN: Heel kortl Ik kan begrijpen, dat ik in mijn vrij lange betoog enige onduidelijk heid heb laten bestaan. Ik heb zelf niet gesproken over een heksenjacht, dat was een citaat van de heer Wentholt die sprak over opsporing zonder hek senjacht. Ik ben het met de wethouder eens dat er geen heksenjacht zal plaatsvinden, hij heeft ons in de commissie duidelijk gemaakt dat het allemaal zeer zorgvuldig en behoedzaam zal gebeuren en wat dat betreft is het inderdaad best een redelijk voorstel Ik heb om een verslag gevraagd omdat ik na tuurlijk weet hoe in deze raad de politieke ver houdingen liggen en ik zie aankomen, dat het voor stel zal worden aangenomen. Er zullen op een gege ven moment cijfers ter tafel komen en die cijfers zullen mijns inziens moeten worden besproken, het verzoek om het uitbrengen van verslag lijkt mij heel normaal. Het al eerder naar voren gebrachte argument, dat de misbruikers van de sociale wetgeving de le gale gebruikers in diskrediet brengen, is ook van avond van de zijde van de heer Koertshuis weer naar voren gekomen. Ik ben het met de heer Koerts huis eens, maar ik draai dit argument wel om. Als je hiermee begint, met een instituut in de rich ting van de sociaal rechercheur, geef je degenen die de in nood verkerenden toch al met de nek aan kijken en van hen zeggen dat ze maar in cafs zitten en in auto's rondrijden, een argument extra in handen om de betrokkenen als misbruikers te be stempelen. Daarom vind ik dat je hiertoe niet moet overgaan. Overigens ben ik het met de heer Van Dongen eens dat met name in het vlak van de werk gevers in dit opzicht nog een heleboel moet gebeu ren. Op de particulieren die van de misbruikers

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1387