1502 22 NOVEMBER 1977 beleidsvoornemens. De inspraaknota heeft zich ook duidelijk uitgesproken over die belangrijke taak van voorlichting. Democratisering is een geleide lijk proces, dat niet van de ene dag op de andere ontstaat. Een belangrijke functie bij de democratise ring vervult zoals gezegd de inspraak in de ver schillende varianten, geschetst in de Inspraaknota. Onder inspraak verstaan wij dan ook: advisering in de fase van de beleidsvoorbereiding aan gemeente raad en college van burgemeester en wethouders. Behoudens participatie door instelling van func tionele bestuurscommissies ingevolge artikel 61 van de Gemeentewet, zal beleidsbepaling nimmer als gedelegeerde bevoegdheid naar andere niveaus ver legd mogen worden. Functionele delegatie - zowel naar boven als naar beneden - mag, doch de raad dient continu waakzaam te zijn als centraal li chaam, dat dit niet leidt tot desintegratie van het beleid. Slechts de gemeenteraad is en kan ver antwoordelijk gesteld worden voor het te voeren gemeentelijk beleid. Bestuursstructuren dienen eenvoudig te zijn. Het hoofdmotief hiervoor is voor ons, dat ondoorzichtige structuren de burger van het bestuur kunnen vervreemden. Hij moet de door de gemeente te behartigen zaken gemakkelijk kunnen vinden. De gemeente dient zich ook steeds af te vragen of zij te maken heeft met voldoende representatief samengestelde comité's, wijkraden of actiegroepen. Eenzijdigheid kan ook hier de de mocratische wensen vertekenen. Het mag niet zo zijn, dat de hard schreeuwende actiegroepen eerder hun - meestal eenzijdig gerichte - zin krijgen dan de op democratische wegen ingestelde burger. In het kader van de duidelijkheid van bestuur pastook een terughoudendheid bij de stadsgewestelijke ont wikkelingen. Een vierde bestuurslaag is voor ons volstrekt onaanvaardbaar. Deze tast de autonomie van de gemeente aan, terwijl centralisatie van be stuur de betrokkenheid van de burger des te gerin ger maakt. Bij het eventueel realiseren van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1502