1512
22 NOVEMBER 1977
van bestemmingsplannen vaak te sterk verbindend
zijn, terwijl zij richtinggevend dienen te zijn.
Zou het college hierover wat nader inzicht kunnen
verschaffen?
De heer HOUBEN: Ik ben erg verbaasd over de
ze vraagstelling, want wij hebben ten aanzien van
de Haagse Beemden juist bepleit de zogenaamde ar
tikel 11-procedure - dus het globale bestemmings
plan - toe te passen. Ook dat kon toen geen gena
de vinden in de ogen van de heer Ten Wolde en zijn
medefractieleden, omdat men per se geen inspraak
wi1de
De heer TEN WOLDE: De heer Houben vergelijkt
twee dingen met elkaar, die niet te vergelijken
zijn. Wij hebben voor de Haagse Beemden gekozen
tussen een paar alternatieven, waarbij een afwe
ging moest plaatsvinden tussen de woningbouwfunc-
tie en de agrarische functie. Wij hebben toen
duidelijk gezegd welke onze motieven waren om op
die wijze voor woningbouw in de Haagse Beemden te
kiezen. Gezien het relatief wat minder productieve
belang van de agrarische sector op die plaats,
hebben wij gekozen voor landbouw in de Hei laar. Op
deze wijze heeft de afweging plaatsgevonden en dat
heeft met prioriteitsstelling in dezen niets te
maken, want ik spreek alleen over het "bestaande"
bestemmingsplan Landelijk Buitengebied, waarin de
Haagse Beemden - maar dan op een andere afwegings
basis - is ingebouwd.
De heer HOUBEN: Naar ik meen wilde de heer
Ten Wolde zeggen, dat wij naar een minder gede
tailleerde aanpak moesten. Dat is juist de bedoe
ling van artikel 11, want dat biedt een snellere
procedure. Daarmee heb je in Haagse Beemden, omdat
het dus wat vagere plannen zijn, ook meer moge
lijkheden voor inspraak. Deze suggestie is toen
door de heer Ten Wolde afgewezen, maar nu pleit
hij er voor. Dat is vreemd.
De heer TEN WOLDE: Ik heb helaas geen