22 NOVEMBER 1977
1519
uit mijn mond mag en misschien zelfs moet horen
moet het zinvol blijven om met elkaar te discussi
eren. Ik zeg niet dat dit niet zo is en ik geloof
dat men in overtuigende zin met elkaar kan blijven
spreken, maar ik vraag mij toch wel eens een ogen
blik af u duidt mij dat niet euvel of de
stellingen niet zó zwaar zijn betrokken dat de dia
loog wellicht op gezette momenten in gevaar komt.
Dat zou ook voor de democratie van grote, negatie
ve betekenis zijn. Het democratisch werken bij de
besluitvorming van de raad wordt door bepaalde
groepen in onze raad negatief beoordeeld, maar ik
vraag mij af of dat echt zo is. Gelooft u dat zelf?
Wij opereren hier toch democratisch? Dat wil zeg
gen dat besluiten op basis van meerderheden worden
genomen en ik zou daaraan willen toevoegen dat wij
dat is van belang en dat moet ook zo blijven
veel respect voor minderheidsstandpunten hebben.
Ik geloof daarom ook dat men het misschien niet
méént, want hoe is het mogelijk dat men spreekt
van het misbruik maken van voorstellen, dat dit
het college van burgemeester en wethouders uw
college, ons college, mijn college -- zelfs wordt
verweten? Is dat wel juist? Is dat een goede bena
dering? Naar mijn opvatting is het volstrekt on
juist en als voorzitter van dit college wil ik er
ook met alle kracht, die ik in mij heb, tegen pro
testeren. Natuurlijk is het zo dat er meerderheids
beslissingen worden genomen, maar ik geloof dat
men onmogelijk waar kan maken dat aan de opvattin
gen van wie dan ook in deze raad -meerderheid of
minderheid onvoldoende recht wordt gedaan. Juist
aan de voorstellen van degenen die dat zeggen wordt
door dit college zowel ambtelijk als bestuurlijk
érg veel aandacht geschonken. Daar zijn voorbeel
den van te noemen; u weet welke stukken zijn inge
leverd. Ik tart de betrokkenen hun bewering waar
te maken; het klinkt misschien wat theatraal, maar
ik durf staande te houden dat'de beweringen niet
op waarheid berusten. Ik moet eerlijk zeggen dat
dit erg vervelend en frustrerend -- ook voor de