21 MAART 1977 157 doch in het feit dat het college het niet ordente lijk vond het voorstel de dag na de hoorzitting in de raad te doen behandelen. Het leek ons gewenst dat de informatie die raadsleden tijdens de hoor zitting hadden gekregen, door henzelf en door hun fracties zou kunnen worden verwerkt, opdat wij een maand later tot een goede besluitvorming zouden kunnen komen, zoals voor vanavond in de bedoeling ligt. Ik wil er geen onduidelijkheid over laten be staan dat wijziging van het bestemmingsplan vana vond niet aan de orde is. Zoals in het voorstel wordt aangegeven ik ga hiermee tevens in op de vraag van de heer Oomen hebben wij bij de pro vinciale griffie geïnformeerd of de bestemming "begraafplaats" ook een crematorium "dekt".Gebleken is dat niets veranderlijker is dan de toepassing van de wet op de ruimtelijke ordening. Hoewel men hier in Zeeland enigszins anders op reageert, houdt de voorlopige informatie van de provinciale grif fie in Den Bosch in, dat vestiging van een crema torium wel degelijk in overeenstemming met de be stemming is. Bij het eventueel verlenen van de bouwvergunning zullen wij te dien aanzien alle prudentie betrachten, waarbij we ten behoeve van de rechtszekerheid meer informatie op dit gebied zullen proberen te verwerven. De heer Kaarsemaker heeft het dagelijks be stuur van de gemeente verweten niet bij de hoor zitting aanwezig te zijn geweest. Ik wil mij niet op een formele vraagstelling beroepen, maar de commissie openbare werken heeft gevraagd of wij konden bevorderen dat de Stichting Katholieke Be graafplaatsen Breda een voorlichtingsavond in Princenhage zou houden. Wij hebben dat gedaan: we hebben contact opgenomen, hetgeen ertoe heeft ge leid dat er een hearing werd belegd. We achtten het evenwel niet verstandig daar aanwezig te zijn, enerzijds omdat het een voorlichtingsavond van de stichting zelf betrof, anderzijds omdat het de vraag was of het college van burgemeester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 157