1636 24 NOVEMBER 1977. (Middag) oproept. Dat is de bedoeling, dat staat ook in het collegebesluit en u moet ambtelijke aantekeningen, hoe waardevol ook, niet altijd onmiddellijk tot collegebesluiten verklaren. Dat is de fout die u maakt. Het zijn natuurlijk twee prachtige voorbeel den, maar u hebt er wel de schijn mee gewekt daar heeft de voorzitter ook over gesproken dat wij er maar mee heen leven. Het derde punt van de heer Houben is ook wat merkwaardig. Er zijn items die het college voor zichzelf opeist en dat zijn dingen, die begonnen zijn in de boezem van de P.v.d.A./P.P.R.Het is zo verdomd gemakkelijk om ook dat weer te zeggen, maar het is niet waar. Het tunneltje aan de Bies- donkweg is geen uitvinding van de P.v.d.A./P.P.R. dat stond 11 jaar geleden al in het investerings plan. Ik geloof dat de heer Houben daar ook eens naar moet kijken, want het leven van de raad is niet begonnen op het moment dat hij erin kwam! Artikel 56 en andere dingen worden heel vlot als eigen intiatieven genoemd, maar de heer Houben gaat er volstrekt aan voorbij dat er ook andere wensen kunnen leven die in de boezem van het be stuur terecht komen en die wij echt niet van de ene dag op de andere tot wet kunnen verheffen. U kunt natuurlijk gemakkelijk in de raad zeggen dat artikel 56 moet worden ingevoerd, maar wij moeten intern ook nog eens bezien hoe zich dat binnen het ambtelijk apparaat verhoudt en wat de consequenties zijn in geld, in personeel en in juridische maat regelen. Ik weet dat u niet de eerste bent geweest, want voordat u met het voorstel kwam is de kwestie toevallig door een lid van het C.D.A., de heer Veelenturf, bij mij aangekaart. Ik geloof dat dat best gezegd mag worden en ik vind dat u met dit soort opmerkingen wat voorzichtiger moet zijn. U moet niet zo snel de beschuldigende vinger heffen in de zin van "u pakt onze initiatieven over", waardoor wij in een bepaalde relatie tegen elkaar aan blijven kijken. Dat waren wat algemene punten. De heer Houben

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 1636