21 MAART 1977 163 Dreef, Martens, Hendriksen, Oomen en Welschen, me vrouw Giebels^Sprengersmevrouw Stutterheim-Ede- ling, de heer Crul, mevrouw Paulussen, de heren Kaarsemaker en Jongeneel geacht willen worden te hebben tegengestemd, 44. bijlage nr. 114, VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS M.B.T. EEN VERDERE SUBSIDIERING VAN HET JONGEREN ADVIES CENTRUM. (G) De heer WELSCHEN: Met betrekking tot het JAC is er een zeer uitvoerig rapport verschenen van de ambtelijke adviesgroep, dat in het voorstel van het college terecht is gekomen. De hoofdconclusies van het rapport zijn naar onze mening: 1. Breda heeft een categorie jongeren die een JAC nodig heeft. 2. Het JAC heeft de afgelopen jaren ten op zichte van die categorie jongeren voldoende hulp verlening geboden. Wanneer dan de voortzetting of de uitbreiding van de subsidiëring van het JAC aan de orde komt, zou men veronderstellen dat een voorstel aan de raad zou worden gedaan waarmee aan het JAC een be hoorlijk zekere basis worden verschaft. Dat is echter niet gebeurd. Als ik het in de commissie vergadering goed heb begrepen, is de belangrijkste reden daarvan dat zich half 1976 aan het einde van de periode waarin men de hele gang van zaken bij het JAC nog eens uitvoerig heeft doorgelicht -- enige gebeurtenissen hebben voorgedaan die door sommige fracties in deze raad volgens mijn voor zichtige interpretatie wel wat zijn overdreven en die daardoor een beetje te veel belang hebben ge kregen. Deze gebeurtenissen kwamen voor zover wij hebben kunnen nagaan op het volgende neer. 1Bij het JAC is intern gepraat over de func tie die het in Breda heeft, Iedereen zal het ermee eens zijn dat het erg gezond is daarover te praten. 2, Het JAC heeft een voorlopige conclusie be reikt, die later door de plenaire vergadering van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 163