24 NOVEMBER 1977 1691
(Avond)
geconcludeerd dat men inmiddels in woonruimte heeft
voorzien, zodat men als woningzoekende zou kunnen
worden afgevoerd. Er zit in het woningtoewijzings
beleid een marge van moeilijk bereikbare en moei
lijk begrijpbare situaties. Ik hoop dat de raad
zich overigens overtuigd weet van het feit dat wij
ons ook persoonlijk graag inzetten voor ieders si
tuatie
Ook hier kan een efficiëntere en betere samen
werking met de woningbouwverenigingen mede een op
lossing tot stand brengen. Ook in die optiek zou
ik willen zeggen: ik ben blij dat ik met de woning
bouwverenigingen mag communiceren, maar ik zou per
soonlijk voorstander van een nog indringender com
municatie zijn. Wellicht moeten er andere, duide
lijker structuren worden gezocht, opdat een bij
drage tot een nog betere oplossing van het woning
noodprobleem wordt geleverd en tevens de burger in
Breda wanneer hij in woningnood verkeert een dui
delijker aanspreekbaar punt kan vinden.
Dat we dienovereenkomstig meteen de kant van
een commissie ex artikel 61 uit zouden moeten, zie
ik niet zitten, althans niet op voorhand. Men zal
van de kant van dit college in dezen geen andere
opvatting hebben verwacht.)
Met betrekking tot de huurdersverenigingen
moet mevrouw Muntjewerff mij goed citeren. Ik heb
niet alleen gezegd dat ik het initiatief van de be
woners zou afwachten. Ik heb gezegd dat, afgezien
van wat er in de wet staat, huurdersverenigingen
niet door de gemeente moeten worden opgelegd. De
vorming van huurdersverenigingen moet per complex,
per buurt of hoe dan ook door de bewoners worden
gewenst en gebaseerd zijn op een representatieve
gedachte vanuit de buurt zelf. Dat heb ik gezegd
en nadat ik zes jaar geleden in de raad op mijn
donder heb gehad toen ik bij een bepaalde groep
naar de representativiteit in het kader van de
achterban vroeg, neem ik in dezen het volgende
standpunt in: laat men voor de representatieve ver
tegenwoordiging zorgen en men zal bij de gemeente